"Ik voelde me geen echte mama"
Eind december 2019 ontdekte Delphine en haar man Dieter dat ze zwanger was. Ze besloten om het pas na vier maanden aan vrienden en familie te vertellen. Maar toen kwam de coronacrisis en ging de eerste lockdown van start. “Plots moesten we het nieuws online verkondigen, met een foto met een tekstje. Bovendien kon ik door de coronacrisis geen leuke babyspullen gaan kopen met mijn mama, over mijn zwangerschap spreken met vriendinnen en moest ik alleen naar de gynaecoloog. Kortom het was geen normale situatie. Even later kregen we te horen dat Lou met een afwijking aan zijn linkerhandje geboren zou worden en dat de kans bestond dat zijn linkerarm volledig verlamd zou zijn. We waren door de lockdown helemaal alleen met onze angsten en gedachten, hadden niemand om ze mee te delen. Echt een blijde zwangerschap was het dus niet. Plus: ik kreeg in het verleden al te maken met een burn-out en depressie, en ben er dus wel gevoelig aan. Achteraf gezien gaf mijn therapeut ook toe dat ik alle factoren mee had om een postnatale depressie te ontwikkelen.”
Op 28 september 2020 was het zover: Lou werd geboren. Hij had aan zijn linkerkant inderdaad enkel een duim en vier kleine stompjes, maar voor de rest was hij volledig gezond. De bevalling liep niet zo vlot. Na een paar dagen proberen en twee inducties, besloten de dokters om een keizersnede uit te voeren. “Wat ik toen niet wist, is dat borstvoeding na een keizersnede veel moeilijker op gang komt dan na een gewone bevalling en al zeker als je stress hebt. Ik worstelde enorm met melk geven. Uiteindelijk stapten we over op flesjes, maar in het begin sliep ik bijna niet en was ik helemaal op. Op dat moment wou ik Lou echt niet bij mij hebben. Ik kon zelfs niet zeggen dat ik hem graag zag en voelde mij echt geen moeder. Je kunt het vergelijken met wanneer je als kind een cavia of konijntje krijgt: je verschoont het kontje, geeft het eten en drinken, kijkt ernaar en aait het eens, maar meer ook niet.”
Voor Dieter, de man van Delphine, was het ook geen gemakkelijke periode. Er waren veel ochtenden waarop hij al wenend naar zijn werk reed. “Delphine at niets, sliep amper en we praatten niet meer. Na mijn werk zorgde ik voor het eten, nam ik de zorg van Lou over en de weekenden bracht ik al poetsend door. Op een bepaald moment dreigde ik ook onderuit te geen. Maar de alarmbel ging pas echt af toen ik op een avond thuis kwam van mijn werk en mijn schoonouders er waren. Delphine had hen gebeld omdat ze schrik had dat ze ons kind iets aan zou doen. Op dat moment besefte ik hoe erg de situatie was. Liefst van al had ik haar toen laten opnemen, zodat ik ook even terug op adem kon komen. Ik ging een week niet werken en startte een Whatsapp-groepje met vrienden en familie. Samen zorgde we ervoor dat er iedere voor- en namiddag iemand op bezoek kwam. Al na twee weken ging het een stuk beter. Twee keer per week kwam er een therapeutische verpleegkundige van Karus op bezoek. Dat hielp ook enorm.”
Ondertussen gaat het goed met Delphine en Dieter. “Ik neem nog wel medicatie. Vanaf het moment dat het beter gaat, moet je de medicatie nog twee jaar nemen. Maar ik voel me echt goed, al zijn we er ondertussen wel zeker van dat we het bij een kindje houden. Dit wil ik niet nog eens meemaken.’
Delphine en Dieter sluiten graag af met een paar tips: “Blijf praten met elkaar en met je omgeving. Aanvaard de hulp die mensen je aanbieden en geef op tijd toe dat het niet meer gaat. Geloof niet dat het bij iedereen goed gaat. We hoorden achteraf van veel andere ouders hoe moeilijk zij het in het begin hadden. Wij willen ons verhaal vooral delen om het idee van de roze wolk te doorprikken en anderen te helpen. Zelfs als we maar één iemand kunnen aanzetten om hulp te zoeken, zijn we al heel tevreden.”
Geen roze wolk maar donderwolken
Dromen – it’s all in the mind
Het hoofd kan toch vreemd doen. Ik had een zalig leventje in San Francisco en genoot volop met mijn man en vrienden van de professionele uitdagingen en zotte avonturen die op ons pad kwamen.
Een kort bezoek aan België en de gynaecoloog zorgden echter voor een kleine domper. Ik had PCOS (polycysteus ovarium syndroom) en wel in die mate dat het veruit onmogelijk zou zijn natuurlijk zwanger te geraken. Het was toen nog niet aan de orde, maar ik droomde wel van een gezin met kinderen -later, veel later. En toch… omdat ik wist dat het moeilijk zou zijn, was die wens ineens veel sterker- it’s all in the mind!
We genoten verder en na 4 fantastische jaren in de USA en wat jaartjes extra op mijn biologische teller, vonden we het tijd om aan het gezinsuitbreidingavontuur te beginnen en vlogen we terug richting België. Geheel onverwacht ontdekte ik dat ik ondertussen zwanger was en dat bracht natuurlijk heel veel emoties teweeg maar vooral blijheid en dankbaarheid.
De voorbereiding – het hoofd versus het gevoel
Een eerste echo bij de gynaecoloog vertelde ons dat de baby gezond was en dat hij in augustus 2019 verwacht werd. Iedere maand bezocht ik trouw de gynaecoloog en ging ik volledig mee in het ‘meten is weten’ principe, ik was namelijk zelf opgeleid als (neuro)wetenschapper. Naarmate ik in het derde trimester van mijn zwangerschap kwam en de kilo’s erbij vlogen, begon ik toch een stuk minder te genieten. Bovendien mocht ik niet meer dansen en begon het pendelen naar het werk door te wegen. Veel spanningspijnen, gezwollen benen en voeten later, mocht ik gelukkig de laatste weken thuiswerken dus geen geklaag!
Het was zover, de zwangerschapsrust was aangebroken en tegelijkertijd kwam de onrust in mijn hoofd. Drie dagen voor de uitgerekende datum was er een controle en door een hoge bloeddruk besliste de gynaecoloog dat ik maar beter naar het ziekenhuis zou gaan. Ik dacht: moet dit echt, mijn bloeddruk was vaak hoog en en gezien de stress voor de nakende bevalling leek het me meer dan normaal.
In het ziekenhuis bleef mijn bloeddruk echter hoog. Ik testte negatief op zwangerschapsvergiftiging, maar veel getwijfel en getelefoneer later, viel dan toch het verdict ‘inleiding’. Ik protesteerde even want mijn gevoel zei dat ik gewoon wat rust wilde en nog even wilde afwachten, maar het hoofd volgde de dokters.
De bevalling – volledige verlies van controle
Mijn man ging snel mijn valiesje halen en ‘sliep’ op een veldbedje naast mij nadat ik ’s avonds werd ingeleid. Rond 2u ‘s nachts had ik al 4-5 cm opening dus het leek vlot te gaan, maar het tegendeel was waar. De 12 u erna veranderde er niets. Ik kreeg een epidurale, want het zou lang gaan duren.
Meer medicatie werd toegediend, mijn water werd gebroken, mijn been werd gevoelloos, ik voelde de weeën nog fel, dus moest pijnstilling bijpompen, maar wederom werd er geen vooruitgang geboekt. ’s Middags meldden ze verschillende keren langs hun neus weg tegen collega’s dat het misschien toch keizersnee zou worden. Ik begon emotioneel te worden. Ze zetten me rechter om de zwaartekracht zijn werk te laten doen. Er kwamen weer nieuwe mensen bij zonder zich voor te stellen en ik was te uitgeput om nog veel vragen te stellen. Om 16u was er dan toch wat vooruitgang, dus ze zouden het erop wagen.
Ik startte het persen met 2 mensen die op mijn buik duwden en 2 mensen die me aangaven wanneer te starten met persen (en dit was niet synchroon – vreselijk). Ik voelde dat het niet vlot ging, ik zag het ook aan hun blikken. Dit deed ik zeker een uur aan een stuk zonder resultaat. Plots kwamen er nog meer mensen binnen alsook een kinderarts want ze zouden een Kiwi (zuignap) gebruiken en het moest snel gaan gebeuren.
Alles begon heel veel pijn te doen en ik was zo uitgeput. Uiteindelijk werd ons zoontje eruit gesleurd -zo voelde het echt – om 19u. Van een gelukzalig gevoel -wat ik verwacht had toen ze hem op mij legde- was er niets, maar dan ook niets te merken. Ze namen hem mee voor een controle. Ik was angstig en vroeg of alles wel ok was. Ze bevestigden, maar ik was niet overtuigd. Mijn man nam hem bij zich en we lieten de familie weten dat hij geboren was. Veel vreugde bij hen, wederom niet bij mij.
De eerste nacht – ongeloof
Na al een nacht in het ziekenhuis zonder slaap, beslisten we dat het beter zou zijn dat mijn man een goede nacht thuis zou hebben; wisten wij veel wat zou komen. Ik ging naar de kamer en de verpleegster legde mijn zoontje bij mij onder mijn T-shirt, want hij krijste alleen maar in zijn bedje. Ik dacht toen al, ik kan dit (fysiek) niet houden, ik ben zo kapot en het drinken aan de borst lukte al helemaal niet.
Hij weende de hele tijd en als hij even in slaap viel, en ik ook wat indommelde, schokte hij wakker en begon hij weer te krijsen. Die schokken kwamen steeds sneller en ineens viel het me op dat ze even bleven duren aan zijn linkerarm en -been. Ik belde de verpleging en vertelde wat ik gezien had. Ze zei dat het slaapschokjes waren en dat ik me niet zo ongerust moest maken. Ik vertelde haar dat ik dacht dat het epilepsieaanvallen waren. Ik heb nl. in werkcontext dergelijke aanvallen gezien. Zo ging het de hele nacht door en ik deed geen oog dicht: schokjes, bellen, schokjes weg, borstvoeding proberen zonder succes, ongeloof en frustratie bij verpleegster x 10. Ik moest iets doen, dus ik nam mijn gsm met mijn laatste krachten en probeerde het te filmen. Ik toonde het filmpje de volgende ochtend en werd eindelijk serieus genomen. De kinderarts kwam en nam mijn gsm mee naar neonatologie om dit te tonen. Wat later stond de kinderarts terug in de kamer om ons zoontje mee te nemen voor verdere onderzoeken. Op datzelfde moment kwam mijn man ‘superhappy’ binnen met de doopsuikers…
Alles werd wazig voor mij, maar gelukkig kon ik nu wat slapen. Uiteindelijk was er ’s avonds -na een resem onderzoeken- goed en slecht nieuws: de aanvallen waren onder controle, maar hij bleek iets zeer zeldzaam te hebben en er was geen duidelijkheid over de langetermijneffecten. Die onzekerheid zou mij nog serieus parten spelen. Hij had veel elektroden op zijn hoofd wat het moeilijk maakte om hem vast te pakken en borstvoeding te geven. Ze gaven hem daarom flesjes en ik bleef kolven. Ze hielden hem nog wat langer op neonatologie en ik dacht alleen maar: “oef, ik kan niet voor hem zorgen.”
Toen hij terug op de kamer was, moest ik smeken om nog een dag te blijven in het ziekenhuis. Ik was fysiek zelf nog niet in staat om te wandelen, laat staan mentaal en ik wilde ook nog oefenen met borstvoeding. Niemand in het ziekenhuis vroeg me ooit hoe het met me ging. De focus lag op ons zoontje. Na ruim een week in het ziekenhuis, gingen we naar huis, het voelde surreëel.
Nieuw label – overbezorgde angstige moeder
Eenmaal thuis moest ik maar ‘happy’ zijn. Het viel uiteindelijk toch best allemaal mee met ons zoontje en het had veel erger kunnen zijn. Ik probeerde mee te doen, maar maakte me veel zorgen, weende veel en had veel angsten en schuldgevoelens. Ons zoontje weende ook heel veel. Ze zeiden dat hij niet genoeg dronk en ik moest bijkolven en melk bijgeven. Het werd enkel erger en na een lange zoektocht voor zijn reflux stopte ik met borstvoeding na 2 maanden. Ik gaf flessenvoeding, het luchtte me op, maar er was opnieuw heel veel schuldgevoel. Mijn man reed ’s avonds uren rond met ons zoontje zodat hij niet meer weende en ik voor de nacht begon, kon bijslapen.
Bij controles in het ziekenhuis werd ik steeds als overbezorgde moeder gezien. Tot ik bij Kind & Gezin door een lieve vroedvrouw werd aangesproken die me als eerste zorgverlener vroeg: “Hoe gaat het met je?” in plaats van “Hoe gaat het met je kind?”. Ik barstte in tranen uit en brak en gelukkig maar. Ik vertelde mijn verhaal en ze verwees me door naar een psychologe. Zij vertelde me als eerste dat het normaal en ok was dat ik me zo voelde (en postnatale angsten had) na zo’n bevalling. Maar het duurde heel lang vooraleer ik iets durfde te zeggen aan mijn omgeving. Na 3 zware maanden stortte ik me terug op mijn werk, want dat werd van mij verwacht en dat kon ik bovendien goed en veel beter dan ‘moederen’. Vijf maand later crashte ik. Ik kon niet stoppen met huilen toen ik voor mijn werk een lezing bijwoonde waar een moeder vertelde over haar dochter met epilepsie. De psycholoog hielp me erboven op. En toen kwam corona en dit was -in mijn geval- mijn redding. Het bracht rust, verplichte rust en zorgde voor een betere balans (niet de dagelijkse rush en pendelen).
4 jaar later – 2 prachtige zonen
Ondertussen is onze zoon bijna 4 jaar en hebben we er nog een zoontje bij die net 2 jaar is geworden. Mijn tweede bevalling was een prachtige ervaring en ik ben daar zeer bewust mee bezig geweest. Ik heb me goed geïnformeerd en de gesprekken die ik gevoerd heb met gynaecoloog, ziekenhuis, psycholoog etc. hebben hier zeker aan bijgedragen. Ook de postnatale periode was zo veel beter met een vroedvrouw die ik voor de bevalling had opgezocht en geïnformeerd. Verder loopt het moederschap/ouderschap zeker niet altijd op wieltjes en eerder chaotisch met 2 jonge energieke zonen en wat zorgen over hun toekomst. Zelfzorg en praten over je emoties (angsten of wat dan ook) is en blijft een leerproces voor mij. Gelukkig word ik ondertussen gehoord door lieve mensen rondom mij en weet ik nu ook bij wie ik te rade kan als het wat moeilijker gaat.
Tot slot – belangrijk
Ik wil hier niemand terecht wijzen. Ik heb namelijk een zeer slechte, maar ook een zeer goede bevallingservaring gehad. Al ben ik ervan overtuigd dat er preventief veel kan gedaan worden door te luisteren en de ouders vooraf te bevragen en informatie mee te geven. Ik wil vooral (toekomstige) ouders een hart onder de riem steken, want misschien herkennen zij zich hierin. Hun donkere gevoelens worden vaak niet (h)erkend door de omgeving en/of het is nog taboe en dat helpt natuurlijk niet, integendeel. Bovendien zijn er al genoeg verwachtingen rond ouderschap, zorg voor de kids en werken/carrière. Mijn advies is: informeer je goed (maak eventueel een geboorteplan), ga in dialoog met partner, ziekenhuis etc., zoek een vroedvrouw met wie het klikt, denk aan de balans hoofd – gevoel en blijf kritisch wanneer je dingen worden opgelegd. Daarnaast kan ik alleen maar zeggen: blijf verder bouwen aan een groep van mensen bij wie het goed voelt, praat over je gevoelens en zoek snel hulp indien nodig. Twijfel niet om extern te rade te gaan, er zijn zoveel goede initiatieven en hulpverleners. En vooral als laatste: probeer je niet schuldig te voelen en op je moedergevoel te vertrouwen, jij bent tot slot de moeder van het kind :D!
Elke, mama van 2 zonen
PS: Aan alle anderen (familie, vrienden, naasten, collega’s,…) vergeet vooral niet te vragen hoe het met de (toekomstige) moeder/ouder gaat in plaats van enkel hoe het met het kind gaat en dit zo snel mogelijk. Postnatale angst en depressie starten namelijk vaak al in de zwangerschap. Dus praat erover!
"Gedachten zijn maar gedachten. Ze zijn zoals een roddelkrant. Je kan er serieus door misleid worden..."
Dag mama’s, papa’s, lezers van mijn verhaal
Ik ben Céline. Samen met mijn man Matthias heb ik een dochtertje, Cilou. Ik deel graag mijn verhaal in de hoop dat het een steun kan zijn.
Toen ik voor het eerst hoorde dat ik zwanger was, waren Matthias en ik nogal verrast. We hadden er wel volop voor gekozen om aan kindjes te beginnen, maar hadden het niet zo snel verwacht.
We waren wel zielsgelukkig maar voelden ons ook meteen verantwoordelijk. We wilden ook redelijk snel weten hoe het met onze dochter ging, hoe ze evolueerde en of ze gezond ging zijn. Gelukkig werden we snel gerustgesteld.
Hoe meer ze groeide, hoe meer ik mij zorgen begon te maken of ik voor haar kon zorgen en over de bevalling. Ik kreeg namelijk redelijk wat griezelverhalen te horen rondom mij, vooral over hoe het was de eerste maanden.
Bovendien had ik gelezen dat iemand die in het verleden een depressie had gehad, een hogere kans had op een postnatale depressie. Ik had een depressie gedaan 6 jaar geleden maar die was eerder gerelateerd aan het werk. Ik kreeg het er wel een beetje benauwd van.
Maar ik wou mij niet zomaar uit mijn lood laten slaan. Een depressie ging mij niet nog eens overkomen. Dus ben ik op zoek gegaan naar informatie en zo veel mogelijk hulp: bezoekje aan de psycholoog, vroedvrouw, familie- en kraamhulp. Bovendien volgde ik een cursus borstvoeding en hypnobirthing om mij voor te bereiden. Allen zeiden ze me dat het vermeden kan worden en dat het goed was om mij te laten omringen.
Mijn eigen moeder vertelde me ook dat ik een droom was als baby. Dat het helemaal zo erg niet ging zijn. En zo ging ik van de griezelverhalen naar een sprookje. Mijn kleintje en ik gingen het wel redden samen met de hulp van papa. Ik had immers alles onder controle.
Na een goeie 8 maand liet mijn dochter mij weten dat ze de wereld wou zien. Ik was er klaar voor. Er was echter iets dat ik op dat moment nog niet besefte. Je hebt de geboorte van een baby noch de baby zelf onder controle. Elk kind is anders en elke bevalling is dat ook. Dus hoe goed ik mij ook voorbereid had en de situatie wou controleren, dat ging niet.
De bevalling was allesbehalve een droom. Omdat ik een bacterie heb, mocht de bevalling niet te lang duren. Mijn water was bovendien eerst gebroken en dat was volgens de gynaecologe geen goeie keuze. Dus het ging geen pretje worden. Ook al had ik niets met die keuze te maken.
Cilou wou voorts wel de wereld zien, maar ze wou dit niet te snel doen. Dus hielpen de verplegers en de dokter mij om haar op de wereld te zetten. Ze duwden op mijn buik, lieten me eerst scheuren om uiteindelijk geknipt te worden en dan werd de zuignap erbij gehaald.
Toen mijn dochter eenmaal geboren was, had ik geen verliefd gevoel. Ik wist niet hoe te reageren en was vooral overweldigd door alles. Er klopte ook iets niet met mijn gevoel. Mijn buikgevoel zei me dat er iets niet juist zat. Ik kreeg na de bevalling de folder over ‘een wolk in je hoofd’ en er stond een quiz in. Ik deed de quiz en ik scoorde ‘niet depressief’. Dus ik was gerust, ook al voelde dat niet meteen als de juiste uitslag. Ik maakte mij wel een beetje zorgen daarover. Maar ik dacht dat dit te wijten was aan de baby blues. Dus wou er ook niet al te veel aandacht aan schenken.
Toen we thuiskwamen, ging het de eerste tien dagen goed tot er een ‘groeispurt’ was. Mijn dochter begon drie uur aan een stuk te huilen en ik kon er niet mee om. Ik kon niet om met de onmacht dat ik haar niet kon geruststellen. Ik had bovendien voor borstvoeding gekozen en de vermoeidheid daarvan begon ook zijn tol te eisen. Borstvoeding geven vroeg toch meer van me dan verwacht. Daarbij kreeg Cilou ook last van krampen.
Na een week volgde er nog een groeispurt. De vroedvrouw vertelde me dat deze drie dagen kon duren. Cilou weende vrij vaak door haar ongemakken. Dus nog eens wenen aan een stuk door en dit 3 dagen aan een stuk… Dat hou ik niet vol?!, dacht ik meteen. Er knakte iets in mij.
Omdat ik al zo moe was, het gevoel had dat ik haar niet kon troosten en ze veel melk nodig had, kreeg de onmacht macht in de vorm van angst. De signalen van een depressie kon ik niet meer negeren. Ik liet mij voor het eerst opnemen in het ziekenhuis.
Toch kreeg ik te horen dat ik verkeerd was. Het was oververmoeidheid door borstvoeding en alles zelf te willen doen. Dat was de druppel.
Ik besliste om te stoppen met borstvoeding en ging hulp vragen aan naasten om mij te helpen met de zorgen voor Cilou. Na een week uitrusten ging ik naar huis met slaapmedicatie. Alles ging beter zijn, want ik wist wat de oorzaak was van mijn probleem.
Maar dat bleek toch anders te lopen. Ik kon Cilou niet meer troosten en ik kon haar aanwezigheid nog moeilijk verdragen. Ik sliep niet en ik dacht dat ik niet gemaakt was om voor haar te zorgen, dat ik te naïef was geweest in mijn kinderwens. Ik maakte mij continu zorgen en ik kon niet meer stoppen met denken. Ik werd bang van het idee dat ik moest zorgen voor haar, om alleen te zijn met haar, om te slapen in een kamer naast haar, … Ik wou even terug alleen zijn, rust hebben.
Ook al namen Matthias en mijn ouders een deel van de zorg over.
Ik luisterde toen terug naar mijn buikgevoel en wist dat dit niet normaal was. Dus zocht ik hulp. Ik had mensen nodig die wisten wat ik doormaakte en die mij daarbij konden helpen. Ik had namelijk ook heel sterk het gevoel dat niemand mij begreep of wou begrijpen. Ik kon precies bij niemand terecht. Dit moest meer zijn dan oververmoeidheid. De getuigenissen die ik vond op de site van wolk in mijn hoofd vertelden me exact wat ik voelde. Ik moest naar Karus, afdeling moeder en baby.
Ondertussen was er een vriendin die mij toevertrouwde dat moeder worden voor haar ook niet was wat ze dacht in het begin. Dat deed deugd om te horen. Het toonde dat ik niet alleen was en dat alles goed ging komen. Ook al zag ik dat niet meer op dat moment. Het was ondertussen heel donker geworden.
Ik liet mij, tegen de wens van mijn familie in, terug opnemen in het ziekenhuis omdat er geen plaats meer was op de Moeder en Baby afdeling. Ik kreeg toen de diagnose: postnatale depressie.
Hulp zoeken is één ding, maar de familie om je heen moet ook nog volgen. Zij willen je helpen op hun manier. Het heeft een tijd geduurd voor ze door hadden dat ik hulp van buitenaf nodig had. Voor hen was het eveneens niet gemakkelijk. Mattias had gedurende 6 weken samen met mijn ouders voor Cilou gezorgd toen ik opgenomen was in het ziekenhuis. En dan moest hij opeens wat meer afstand nemen.
Mijn ouders dachten dat ik het veel dramatischer voorstelde dan dat het eigenlijk was. Ik zorgde toch voor mijn dochter? En ik deed dat toch goed? Ik wou toch kindjes? Ze zeiden dat ik er te veel van verwachtte en dat ik het te perfect wou doen. Ze zeiden me ook dat ze alles konden overnemen zodat ik kon herstellen. Wat ging ik zoeken in een ziekenhuis en wat met Cilou? Zij hoort daar toch niet thuis en wie gaat voor haar zorgen?
Mijn schoonzus was toen echter een luisterend oor. Zij bracht mij in contact met een mama die ook op de Moeder en Baby afdeling was opgenomen. En ook mijn broer vertelde me dat ik moest doen waar ik mij goed bij voelde, waardoor ik doorzette in het zoeken van hulp.
In sprookjes heb je altijd een fee, tovenares, elfje, … die komt helpen als je het licht niet meer ziet. Zo zie ik alle mensen die werken op de afdeling Moeder & Baby.
Ik kreeg inzicht in de ziekte en ook weer wat meer in mezelf, in wie ik ben want die persoon was ik even kwijt. Door mindfulness, meditatie, tekenen, kleuren,… kreeg ik die ruimte. Elke avond probeerde ik 3 gelukkige momenten op te schrijven van elke dag, hoe kut die dag ook was. Stap voor stap, uur per uur, dag per dag gaven die mij kleine beetjes licht.
Ik leerde geduldiger te zijn met mezelf en Cilou, door tijd te nemen voor mezelf.
Ik leerde om te gaan met onmacht, en kreeg er terug macht over. Daarin hielpen de sessies creatieve therapie, mindful parenting en ACT mij. Ze gaven mij inzicht dat mijn angsten/sommige emoties geen realiteit waren. Er waren zo veel angsten. Maar door ze één voor één te ontleden en er dieper op in te gaan, bleken ze geen realiteit te zijn. Ik was veel sterker dan ik dacht!
Ik leerde mild te zijn voor mezelf, dat ik tijd moest geven aan mezelf en dat een perfecte mama niet bestaat. Ik ben de perfecte mama voor Cilou, en dat betekent niet dat ik elk moment van de dag 100% van haar MOET genieten.
Als er geen therapie was of het lukte niet om mij bezig te houden, probeerde ik mijn gedachten te verzetten door erover te babbelen met andere mama’s of tijd met hen door te brengen. En naarmate de tijd vorderde, werden de momenten met Cilou ook zalig en helend.
Karus was niet alleen voor mij therapie, maar ook voor mijn familie. Ik vroeg aan mijn psycholoog en kinderpsycholoog hoe ik aan mijn familie duidelijk kon maken wat de ziekte inhield. Zo kregen zij ook inzichten hoe mij te ondersteunen en om te gaan met mijn ziekte. Dat was simpelweg door gewoon een luisterend oor te bieden, geen oordeel te vormen en niet alles over te willen nemen. De weekends zorgden voor oefenmomenten en creëerden hoe langer hoe meer vertrouwen bij mezelf maar ook bij mijn familie. Ze zagen dat het goed kwam.
Gedachten zijn maar gedachten. Ze zijn zoals een roddelkrant. Je kan er serieus door misleid worden. Eens je inziet dat de realiteit anders is, ben je terug op het juiste pad. En toen was ik klaar om naar huis te gaan. Ook al voelde dat niet zo, stond ik te wankelen op mijn benen en was ik niet half zo verliefd op Cilou als ik dat op vandaag ben.
Het was een lang en soms pijnlijk proces. Maar het is wel eentje met een goed eind. Ik werd namelijk steeds meer verliefd op mijn dochter. Ik ben/was de mama die ik dan toch in mezelf zag. En mijn dochter is mijn zonnestraal waar ik alles voor over heb. Er is af en toe wel nog eens bewolking, maar zowel ik als mijn familie weten nu hoe ik de wolken kan laten verdwijnen.
Ik word nog af en toe herinnerd aan de moeilijke beginperiode. Dat is niet fijn en ik wou dat het anders was gelopen. Maar na een klein jaar ontslagen te zijn, kan ik zeggen dat de wonde al meer geheeld is en het stilaan een litteken wordt.
Tot slot nog dit:
– Als je je laat helpen, is dat een teken dat je een sterke en moedige vrouw/mama bent. Je weet dat er iets niet klopt en wil de puzzelstukken terug doen passen. Dat vraagt moed en sterkte! Dus alle mama’s die zich laten helpen, zijn in mijn ogen de sterkste mama’s die er bestaan.
– Ja, het komt goed! De liefde voor je kind zal groeien en op een bepaald moment ben je verliefder dan ooit tevoren.
– Elke mama is anders en ook elk pad van elke mama is anders. Dus vergelijk je niet met een ander.
– Jouw baby heeft de beste mama. Jij hebt ze gemaakt en je bent dan ook gemaakt voor jouw kind. Zoals mayonaise voor frieten, boterhammen met choco, enz. …
Celine, mama van Cilou
Veerle worstelde met een prenatale depressie: “Als ik nu spring, ben ik verlost van mijn zwarte gedachten.”
Mijn verleden speelde een grote rol bij het ontstaan van mijn depressie. Ik ben als enig kind opgegroeid in een liefdevol gezin. Ik kon altijd bij mijn ouders terecht: voor een goeie babbel, voor een lach, voor een traan,… Maar ik miste een broer of een zus waar ik mee kon spelen, alhoewel ik altijd wel een beste vriendin had waar ik bij terecht kon. Omdat ik enig kind was, had ik een extreme last van verlatingsangst naar mijn ouders, naar vrienden of vriendinnen toe. Als mijn ouders een conflict hadden en er vielen eens harde woorden, dacht ik bij mezelf: “Help, mijn ouders gaan uit elkaar. Ze gaan scheiden, maar wat moet er nu met mij gebeuren? Voor wie moet ik kiezen? Ik ga toch niet alleen achter blijven?” Datzelfde gevoel had ik bij mijn vrienden of vriendinnen. Als ze omgingen met iemand anders, werd ik direct onzeker en dacht ik bij mezelf: ”Ik ben niet goed genoeg. Ik ben niet zo tof als die andere. Ze gaat mij laten vallen en dan sta ik weer alleen.” En zo herhaalde het keer op keer. Op de duur ging ik mijn vriendinnen imiteren zodat ik beantwoordde aan hun meningen en interesses. Zo kon ik zeker niets fout meer doen en hoorde ik erbij. Dacht ik toch.
Later leerde ik mijn huidige man kennen en bij hem was het weer hetzelfde liedje. Ik zag hem graag en hij maakte mij zo gelukkig, maar ik dacht bij mezelf: “Hij is mij niet waard.” Als we uitgingen en hij praatte een lange tijd met een meisje, dacht ik direct: ”Hij ziet mij niet meer graag, hij gaat mij in de steek laten. Waarom zou hij nog bij mij blijven, als hij met een superleuk meisje aan het praten is dat veel intelligenter en knapper is dan ik?” Als hij niet kon langskomen en hij mij ’s avonds zou bellen, dan zat ik vanaf 18u. aan de telefoon gekluisterd, wachtend op dat ene telefoontje. Als dat al eens later werd, dacht ik direct: “Hij gaat mij laten vallen, hij heeft iemand anders.” Op een bepaald moment werd ik het zo beu dat ik naar mijn huisdokter ging. Die stelde voor dat ik alles moest opschrijven wat er in mijn gedachten opkwam of wat ik meemaakte die dag. Ik kreeg een schriftje mee met twee kolommen: de positieve en de negatieve kolom. Zo moest ik een hele week elke dag alle positieve en negatieve dingen neerschrijven. Aan het einde van de week moest ik terug naar hem om te spreken over mijn schriftje. De negatieve dingen die ik had opgeschreven, moest ik letterlijk weggooien en de positieve gedachten moest ik bijhouden. Dat heb ik een paar maanden volgehouden. Maar het therapeutische effect verdween al snel en het lukte me uiteindelijk niet meer. Toen heeft hij voorgesteld om medicatie voor te schrijven, een lichte antidepressiva. Deze medicatie hielp me wel een beetje, maar het is nooit echt helemaal overgegaan.
Wat ook voor moeilijkheden zorgde was het feit dat ik enorm zware maandstonden kon hebben: onregelmatig, zware bloedingen en enorme buikpijn. De huisdokter stelde voor om de pil te nemen zodat ik mijn maandstonden een beetje onder controle kon krijgen. Ik begon er meteen mee, maar het probleem was dat ik niet tegen die hormonen kon die in de pil zaten. Dit uitte zich door nachtelijke onverklaarbare huilbuien en een algemeen depressief voelen. Mijn huisdokter stelde voor om dan een lichtere vorm van de pil te nemen, maar elke keer herhaalde hetzelfde liedje zich terug, dus werd er besloten om te stoppen met de pil en over te gaan naar een Mirena-spiraal. Hiermee blijven de hormonen ter plaatse en zou ik daar geen last van krijgen. Het hielp inderdaad: ik had geen last meer van pijnlijke, zware maandstonden en nachtelijke huilbuien.
Uiteindelijk gleden de jaren stilletjes aan voorbij en besloten we om samen te gaan wonen in Antwerpen. We hadden een leuk appartementje gevonden voor ons tweetjes, gemakkelijk bereikbaar voor ons werk. De eerste twee weken moest ik serieus wennen aan het samen onder één dak wonen en het ouderlijk huis verlaten. Het ging gepaard met een paar traantjes hier en daar. Maar al snel maakten we van ons appartementje een heel gezellige thuis voor ons tweetjes. We voelden dat het goed zat en we leerden elkaar nog beter kennen. We leerden samen te leven met elkaar in goede en kwade dagen en beslisten dan ook na een tijdje om te trouwen.
Toen was alles bijna perfect. We hadden een leuke job, een gezellig appartementje dat een echte thuis was voor ons en waren gelukkig getrouwd. Toch miste we nog één ding: een kindje van ons samen!
We maakten een afspraak met de gynaecoloog, want we wilden dat alles in orde was om aan kindjes te beginnen en we zaten ook met een heleboel vragen die we ook beantwoord wilden zien. Ik ben geboren met een hazenlip (Schisis) en we vroegen ons af of dat kwaad kon voor de baby. Moest ik na het weghalen van mijn spiraal langer wachten? En dan de belangrijkste vraag: mag ik die antidepressiva verder innemen of niet? De gynaecoloog zei dat die hazenlip (Schisis) erfelijk kan zijn, maar dat ik direct moest beginnen met foliumzuur te nemen. Ik zou direct zwanger kunnen worden nadat het spiraal verwijderd was. Over de antidepressiva had hij gezegd dat ik daar best mee kon stoppen voor onze baby. Hij onderzocht mijn bloed en alles zag er prima uit: ideaal om aan kindjes te beginnen.
We zochten via baby.be op wanneer ik het vruchtbaarste was en wanneer we een test konden doen. Heel erg spannend allemaal. Een dikke maand later was het zover: IK WAS ZWANGER!!! We maakten meteen afspraak bij de gynaecoloog. Een week later bevestigde die ons het blijde nieuws. De 4 maanden daarna verliepen al bij al enorm goed. Buiten de ochtendmisselijkheid en mijn sterke neus voor vieze geurtjes was er niets speciaals waar ik last van had, een superzwangerschap dus. Althans dat dachten we.
Toen ik ongeveer 5 maanden zwanger was, begon het stilletjes aan te keren. Ik kreeg weer last van verlatingsangst, maar ik dacht bij mezelf dat het een periode was waar ik even door moest. Die periode duurde een week, twee weken, drie weken, een maand, meer dan een maand, … Toen kreeg ik last van contracties (harde buiken) en moest ik van de gynaecoloog verplicht platte rust nemen of ik zou te vroeg bevallen. Toen werd het erger en erger. Ik was alleen thuis, heel de dag, heel de week, heel de maand, … Tijd genoeg om te piekeren. Daar gingen mijn gedachten dan. Mijn man gaat mij verlaten, hij ziet mij niet meer graag. Waarom zou hij nog bij mij blijven? Zo’n zieke vrouw, daar heb je toch niets aan? Elke dag werden die gedachten erger en erger, zwarter en zwarter. Tot het zover kwam dat ik mijn man zag als een bedrieger. Elke dag dat hij thuis kwam van het werk bestookte ik hem met vragen: “Waar heb je gezeten? Waarom ben je nu pas thuis?” Als hij mij belde op het werk dat hij ging vertrekken naar huis, telde ik de tijd af dat hij onderweg was. Als hij vroeger of later was dan anders, sloeg ik in paniek. Ik bestudeerde hem van boven tot onder om te checken of er toch nergens geen verdachte plek te merken was of hij niet anders rook. Het ging zover dat ik ’s nachts niet meer sliep. Vanaf het moment dat mijn man sliep, stond ik op om heel het huis te doorzoeken naar bewijzen dat hij mij bedroog. Elke nacht weer hetzelfde liedje.
Stilletjes aan geraakte ik geïsoleerd in ons eigen appartement. Onze gezellige thuis, was niet meer gezellig. De muren kwamen op mij af, ik voelde me vreselijk alleen. Het huishouden zag ik niet meer liggen. Alles bleef staan waar het stond. Ik lag alleen maar in de zetel want ik was supermoe omdat ik ’s nachts niet meer sliep. Ik kon op de duur niets meer. Strijken doe ik enorm graag, maar dat kon ik toen niet meer. Een simpele afwas was voor mij een onbegonnen zaak. Ik kon ook niet meer eten. Mijn moeder belde me elke dag en vroeg: “Ben je al buiten geweest? Heb je al iets gegeten?” Nee, buitenkomen, tussen al die vreemde mensen, bah. Iets eten, nee ik krijg geen hap door mijn keel. Op een gegeven moment, kwam ik op een punt dat ik niet meer kon kijken naar mijn favoriete soap, mijn favoriete dagblad kon ik niet meer lezen. Toen sloeg ik in paniek en dacht: “Nu ben ik echt gewoon gek aan het worden. Er zit een andere persoon in mij.” Die nacht stond ik voor het raam in ons appartement en dacht bij mezelf: als ik nu spring dan kom ik terecht op de rode auto die daar beneden voor de deur staat. Dan ben ik er niet meer, weg van die slechte, zwarte gedachten, dan is mijn man ineens van mij verlost, gedaan, weg. Maar toen keek ik naar mijn bolle buik en legde mijn hand erop en zei bij mezelf: “Nee Veerle, dat mag je ons arm baby’tje niet aandoen. Hij of zij kan daar niets aan doen. Dat klein ongeboren wezentje zal over een paar maanden een supermama nodig hebben om voor hem of haar te zorgen.” Dat heeft mij toen tegengehouden om niet uit het leven te stappen. Ik heb die nacht heel de nacht in ons appartement rondgelopen, letterlijk met mijn hoofd tegen de muur gebonkt, om die vreselijke gedachten uit mijn hoofd te krijgen, maar niets hielp.
De volgende dag is mijn vader mij komen halen. Het was niet meer te doen zo alleen thuis zitten. Hij zei dat ik maar naar hun moest komen, dan was ik tenminste niet weer heel de dag alleen en konden ze er ook een beetje op toezien dat ik at en buitenkwam. Ik ging met mijn vader naar de winkel en hij kocht allemaal dingen die ik graag at, zodat ik toch zeker zin kreeg om te eten. Toen ik aankwam bij mijn ouders, heb ik eerst nog eens goed geweend en gepraat, om daarna toch wel een beetje te kunnen eten! Daarna heb ik een vriendin gebeld waar ik vroeger mee op school heb gezeten en waar ik nog steeds een supergoed contact mee heb. Ik had haar gevraagd om naar het huis te komen van mijn ouders, zodat we eens konden praten. Dan kon ik mijn gedachten nog eens verzetten, maar dat lukte me eigenlijk niet zo goed. Ik vertelde haar hoe ik me voelde en wat er de voorbije nacht zich had afgespeeld. Ze schrok enorm dat zoiets uit mijn mond kwam. De Veerle die vroeger altijd lachte en gek deed, was nu één brok ellende en verdriet. Ze stelde van alles voor dat me misschien toch terug gelukkig zou kunnen maken, maar niets drong nog tot me door. Het enige dat ik zei was: ”Ik zie het allemaal niet meer zitten, ik voel me superslecht en ik wil hier vooral zo snel mogelijk weg, uit dit enge gevoel, waar ik nu in ben verzeild geraakt.” Na een héél lang gesprek is ze dan, zichtbaar aangedaan van wat ze gezien en gehoord had, vertrokken. Ze wenste me heel veel sterkte toe en hoopte me snel terug te zien. Ik heb die namiddag nog wat bij mijn ouders gezeten en ze boden me van alle huishoudelijke taakjes aan zodat ik bezig bleef en mijn gedachten kon verzetten. Op het einde van de dag heeft mijn vader me terug naar huis gebracht. Hij zei dat als er iets was ik zeker moest bellen en dat ik nog goed moest rusten.
De volgende dag was ik weer alleen en weer voelde ik me superslecht. Ik was mezelf strontzat, die gedachten strontzat, ik had psychisch heel veel pijn. Ik dacht deze psychische pijn op te lossen met fysieke pijn, dus ik nam een mes en sneed mij drie keer, heel lichtjes in mijn hand. Als ik dat voelde dan had ik meer fysieke pijn, dan psychische pijn. Dan zouden die vreselijke gedachten wel weggaan, dacht ik. Ik zag die drie strepen op mijn hand staan. PANIEK! Wat heb ik gedaan? Hoe is het zover kunnen komen? Waarom heb ik dit gedaan? Ik heb direct mijn ouders gebeld en die zijn naar mij gekomen. Ze stelden voor om naar de Moeder-baby-eenheid van Zoersel te gaan, maar ik wou niet. Ik had op dat moment een slecht gedacht over de psychiatrie: “Daar zitten alleen mensen die gek zijn. Ik ben toch niet gek zeker? Daar kan ik toch niets gaan doen?” Ik zei: “Het zal nu allemaal wel beteren, ik besef dat ik te ver gegaan ben, ik ga me herpakken. Dat beloof ik.” Mijn man en ik besloten om die nacht door te brengen bij mijn schoonouders zodat ik ’s nachts niet alleen zou zijn als mijn man sliep. Zo had ik ook niet de behoefte om alles te doorzoeken in ons appartement. Maar die nacht werd het nog erger. Ik lag in bed en sloeg in totale paniek. Mijn man probeerde me te kalmeren, maar ik werd enorm agressief en begon te roepen en te gillen. Mijn man heeft proberen te kalmeren door mij vast te houden, maar niets hielp. Na 6 uur proberen, gaf hij op. Hij wist het ook niet meer. Mijn schoonmoeder is met mij naar beneden gegaan. We zijn samen in de zetel gaan zitten en hebben heel de nacht gepraat, maar ik bleef zeer onrustig en slapen kon ik niet. Elk moment dat ik dacht dat mijn schoonmoeder in slaap ging vallen, begon ik terug te panikeren. “Nee, laat me niet alleen, het gaat niet, help mij.” We zijn de dag erna naar de winkel gereden, want we zouden gordijnen kopen voor onze kleine spruit. Een blijde gebeurtenis die al snel fout liep. Ik zat in de auto naast mijn man en sloeg weer in paniek. Ik greep hem vast terwijl hij aan het rijden was en begon te kokhalzen van paniek. Mijn man zette de auto meteen aan de kant en zei dat ik achteraan moest gaan zitten bij mijn schoonmoeder. Dan was het veilig voor ons allemaal. ’s Avonds zijn we met mijn man, mijn ouders, mijn schoonouders, mijn schoonzus en een vriendin van mijn schoonouders (die ooit gewerkt had op de Moeder-baby-eenheid in Zoersel) samen gaan zitten om te bespreken wat het beste was dat we op dat moment konden doen. Tijdens dat gesprek ben ik weer in paniek geschoten. Ik begon te wenen, te kokhalzen en we zijn naar de spoedafdeling gereden van het Jan-Palfijn ziekenhuis in Merksem, want daar zou ik later ook bevallen. In het ziekenhuis hebben ze ons direct doorverwezen naar de Moeder-baby-eenheid in Zoersel en daar ben ik dan ’s avonds om 21.15 uur opgenomen.
De nacht zelf was verschrikkelijk. Ik kreeg een aantal paniekaanvallen die weer duurden tot ’s morgensvroeg. Ik wou naar huis. Ik wou weglopen. Ik liep naar het raam en wou eruit springen, maar dat ging niet want het was volledig afgesloten. Toen hebben ze een stoel naast mijn bed gezet, waar enkele uren aan één stuk een begeleidster zat, zodat ik zeker niets kon doen. Toen ik zag dat de begeleidsters naast mij bleven zitten, voelde ik me veilig, maar als er iemand van de begeleiding rechtstond om even iets te gaan halen sloeg ik weer in paniek en werd ik kwaad. Ik riep naar de begeleiders: ”Haal alstublieft onze baby uit mijn buik, dan kan ik hem of haar zeker geen pijn meer doen. Dan is onze baby veilig en kan mijn man perfect voor hem of haar zorgen en dan kan ik uit het leven stappen en ben ik eindelijk van die vreselijke gedachten verlost.” Ik heb gesmeekt: ”Laat mij gaan en red onze baby, ALSTUBLIEFT!!!” Toen hebben ze mij Temesta gegeven: zware medicatie om je volledig plat te leggen. Ik heb geslapen, geslapen, geslapen, … eindelijk geslapen! Mijn ouders en mijn man zijn nog langsgekomen. Ik weet daar niets meer van, maar ze zeiden dat ik op het moment dat ik aan het slapen was, volledig gerust lag met een kleine glimlach op mijn gezicht.
De eerste dagen moest ik vooral veel rusten en een beetje op krachten komen door te eten. Ik liep de eerste week heel de dag rond in mijn pyjama en kamerjas en ik had altijd een beer in mijn handen. Het klinkt misschien allemaal een beetje stom en kinderachtig, maar al die mama’s zaten daar met een baby’tje op hun schoot. Dus ik had dan maar mijn knuffel gepakt, zo voelde ik me ook niet alleen. Omdat het slapen weer niet wou lukken, kreeg ik slaapmedicatie. Dat hielp me enorm goed. Ik kon terug een beetje slapen, niet erg lang, maar ik kon terug slapen, dat was geruststellend. Mijn moeder kwam langs wanneer ze kon. Ze zette me altijd in bad op de afdeling. Daar was een gemeenschappelijke badkamer waar je altijd in bad mocht gaan, als je dat aan de begeleiding vroeg. De eerste week ging ik elke dag in bad en mijn moeder waste mij dan. Dat was voor mij een moment van rust. Toen ik in het bad lag, kon ik gewoon rustig mijn ogen sluiten en ik voelde niets, ook mijn zware buik voelde ik niet meer. Ik voelde me zo licht als een veertje en op dat moment was het alleen maar genieten van het lekker warme water en de heerlijke geur van zeep. Soms had ik dan serieuze gesprekken met mijn moeder, maar soms zeiden we gewoon niets en lag ik gewoon te genieten, omdat ik wist dat mijn moeder naast mij zat en dat er niets kon gebeuren.
Mijn eetgewoontes kwamen snel terug op gang en hoe! Ik at niet, maar ik vrat. Eindelijk smaakte het me terug, zalig! Ik mocht elk weekend naar huis. Dan bleven mijn man en ik slapen bij mijn schoonouders. Zij woonden dichtbij de psychiatrie, dus als er iets was, konden we direct terug rijden. Alleen als het weekend afgelopen was en ik moest zondagavond terug binnen, was dat voor mij heel dubbel. Langs de ene kant wou ik bij mijn man blijven en niet meer terug gaan, want dan moest ik weer alleen slapen en moest ik hem weer missen. Maar langs de andere kant voelde ik me daar op de afdeling wel weer veilig en gerust.
Overdag volgde ik therapieën, onder andere creatieve therapie en huishoudelijke therapie. Deze therapieën zijn mij het meeste bijgebleven omdat ik deze het liefste deed. Tijdens de creatieve therapie moesten we steeds van alles in elkaar knutselen of tekenen dat met onze gevoelens en gedachten te maken had. Ik had er nooit zin in, maar eens ik ermee bezig was, deed ik het wel graag. Waar ik vooral rustig van werd, was het inkleuren van Mandala’s. Tijdens de huishoudelijke therapie kookten we samen met al de mama’s. Superleuk! Een gezellige boel en daarna lekker eten, wat ik natuurlijk graag deed. Daarnaast ben ik naar een afdeling geweest waar alle patiënten uit de psychiatrie leuke dingen konden maken in hout. Daar heb ik de suikerbonen gemaakt voor onze kleine spruit. Dat vond ik superleuk en dat verzette mijn gedachten ook. Zo bloeide ik stilletjes aan weer helemaal open. Maar wat mij vooral deed openbloeien waren al de gesprekken die ik heb gehad met mijn begeleiders. Er waren begeleiders waar ik terecht kon voor een dikke knuffel, voor een lach en voor een traan, vooral een traan toen. Maar ook begeleiders die je kordaat aanpakten, wat op die moment niet leuk was, maar waar je wel verdomd veel aan had, achteraf bekeken. Alle begeleiders daar hebben elk op hun manier een hart van goud. Ongelooflijk! Zonder hen was dit niet mogelijk geweest. Wat ik vooral heb geleerd is dat het niet wil zeggen dat je gek bent, als je in de psychiatrie wordt opgenomen! Elk normaal mens kan daar terecht komen en dat is absoluut geen schande. We mogen blij zijn dat er zoiets bestaat.
Tijdens deze zware periode heb ik natuurlijk enorm veel steun gehad van mijn man, mijn (schoon)ouders, mijn schoonzus en -broer, onze families, onze beste vrienden en vriendinnen. Sommige mensen in mijn omgeving wilden het beste voor mij en deden er dan ook alles aan om mij beter te laten voelen. Als ik iets deed, in het huishouden bijvoorbeeld, of ik maakte eens eten klaar, dan gaven ze altijd complimenten, zodat ik voelde dat ik goed bezig was en dat ik ook dingen goed kon doen. Maar er kwamen meer en meer momenten dat ik mij beter voelde en toen ze me telkens complimenten bleven geven, werd ik daar gek van. Ik voelde me echt een klein kind; “Dat is flink Veerle, amai dat heb je goed gedaan, je ziet wel je kan het hé!”. Ik kon dat op een gegeven moment echt niet meer verdragen, alhoewel dat ik diep in mijn binnenste wel wist dat ze dat allemaal goed bedoelden. Sommige mensen geloofden niet meer wat ik soms zei of trokken mij in twijfel. Dat was verschrikkelijk want ik besefte alles van begin tot einde. Het was niet omdat ik met vreemde gedachten in mijn hoofd zat dat ik niet meer wist wat ik zei of deed. Maar ik voelde dat sommige mensen daar echt hun twijfels over hadden. Ze praatten er onderling over en zeiden dan: “Je moet dat niet zeggen tegen Veerle of waar Veerle bij is, want die heeft het zelf al moeilijk genoeg!” Als de mensen in mijn omgeving er verdriet rond hadden, dan verstopten ze dat voor mij, maar waarom? Praat er toch gewoon over samen met mij, dan wenen we samen wel. Maar betrek mij daar alstublieft bij en laat mij niet aan de kant staan, dat was echt een verschrikkelijk gevoel. Dus bij deze wil ik ineens meegeven aan de omgeving van de mama die zich niet goed voelt: behandel haar als een gewoon persoon, praat er gewoon tegen, niet praten alsof je tegen een kind bezig bent. Het is niet omdat die mama in kwestie zich slecht voelt, dat ze verandert in een kind.
Op de afdeling kreeg ik enorm veel steun van de andere mama’s. Sommige mama’s werden echte vriendinnen. We zaten tenslotte in hetzelfde schuitje. Eén bepaalde mama is nu een hartsvriendin voor het leven. Zij was in dagbehandeling op de Moeder-baby-eenheid. De momenten dat ik het totaal niet meer zag zitten, was zij altijd diegene die mij terug hoop gaf. Een warme knuffel, een leuke glimlach, een superlieve vriendin, … Zij wist tenslotte wat ik doormaakte.
Twee weken voor de bevalling, voelde ik dat het ergste achter de rug was. Ik kon terug lachen, ik sliep beter, ik at véél, ik kon terug een beetje genieten.
Toen was de grote dag daar. De bevalling verliep vlot, maar met enorm veel pijn. Ik had een epidurale gevraagd, maar deze sloeg niet aan, waardoor ik alle onverdraagzame pijn nog voelde. Na veel aandringen, heb ik een tweede epidurale gekregen. Na die tweede epidurale voelde ik niets meer, maar toen moest ik wel bevallen. Dat was niet gemakkelijk. Ik moest persen, maar ik voelde niets. Ik heb mijn best gedaan. Uiteindelijk is onze prachtzoon met de zuignap ter wereld gekomen. Hij weende heel stilletjes en het moment dat hij op mijn buik lag, voelde ik me hemels. Eindelijk had ik mijn liefste engeltje, Lander, in mijn armen. Veilig en kerngezond. De eerste twee dingen die ik direct gecheckt heb, waren zijn lipje (dat hij echt geen hazenlip had) en ik heb tussen zijn beentjes gekeken (dat ik wel degelijk een zoon had gekregen). De eerste nachten moest hij wel bij de prematuren slapen. Niet omdat hij te klein was, maar wel om te zien hoe hij reageerde op de zware medicatie die ik moest nemen tijdens de laatste maanden van mijn zwangerschap. ’s Morgens mochten we hem dan gewoon terug gaan halen. Hij deed het supergoed en na een drietal nachtjes mocht ik hem bij mij houden, EINDELIJK samen genieten met ons drietjes. Ik voelde me echt goed in mijn vel, was oprecht gelukkig met onze kleine spruit en mijn liefste man dicht bij mij.
De week erna ben ik nog één weekje opgenomen geweest op de Moeder-baby-eenheid om te zien of ik het goed deed met Lander en of ik geen postnatale depressie zou krijgen. Maar alles verliep enorm goed. Na een week mocht ik gewoon in dagbehandeling komen, samen met Lander. Overdag therapie volgen, voor Lander zorgen en ’s avonds kwam mijn man mij halen en gingen we met ons drietjes naar huis. Dit heb ik nog een 5-tal maanden gedaan. Daarna bouwden we dat week na week af.
Daarna moest ik nog om de twee maanden naar mijn psychiater, Dr. Ria Docx, voor controle en de nazorg na mijn opname. Hier heb ik enorm veel aan gehad, maar na een tijdje is het stopgezet omdat het goed gaat met mij. Ik neem nog één pilletje. Dat is een soort van onderhoudsmedicatie die ik waarschijnlijk nog een lange tijd zal moeten nemen, maar dat vind ik absoluut niet erg.
Er zijn nog momenten, zoals de wintermaanden (het was winter toen ik werd opgenomen) dat ik het soms even lastig heb. Als het langer dan drie dagen duurt, neem ik direct terug contact op met de Moeder-baby-eenheid, want daar kan ik nog steeds terecht als ik even in een dipje zit. Maar wat ik vooral doe als ik mij minder voel is praten, praten, praten, … Met mijn man, mijn ouders, mijn beste vrienden en vriendinnen en natuurlijk mijn hartsvriendin, waar ik samen mee was opgenomen. Want zij weet tenslotte hoe het voelt.
Belangrijke tip: hou deze gevoelens en gedachten niet voor jezelf, praat erover, sluit je vooral niet af. Praten, praten, praten, … dat helpt!!!
Hoe ziet ons leven er de dag van vandaag uit? Mijn man werkt nog op dezelfde plaats als toen en is natuurlijk ook zeer gelukkig dat ik EN wij er ons hebben doorgeslagen. Hij is echt mijn rots in de branding! Zonder hem had ik het nooit gehaald! Mijn zoont is ondertussen 14 jaar en hij is echt een schat!
Ik werk momenteel in een strijkwinkel en doe dit enorm graag. Ik ga elke dag met veel zin werken en ik heb ook leuke collega’s. As ik mij een dagje minder voel dan denk ik, “toen” was het veel erger. Ik heb nog al mijn vrienden en vriendinnen van toen, zelfs nog meer! Niemand heeft mij/ons in de steek gelaten. Mijn zelfvertrouwen is enorm gegroeid. Ik sta veel sterker in mijn schoenen tegenover toen. Ik laat niet meer op mijn kop zitten en zeg eerlijk mijn mening. Als er mij iets stoort loop ik er niet van weg, maar pak ik het aan. Ik kan veel beter dingen relativeren. Mijn prioriteiten liggen ook helemaal anders: mijn gezin, mijn familie en mijn vrienden zijn enorm belangrijk voor mij. Nutteloze dingen, daar maak ik mij niet meer druk in en steek ik ook geen tijd in. Kortom: ik ben een gelukkig getrouwde mama.
Tot slot van mijn verhaal zou ik nog een paar mensen willen bedanken!
Ik zou éérst en vooral mijn allerliefste ventje willen bedanken. Hij heeft alles van dichtbij moeten meemaken en heeft ook zware periodes, waarin ik mij enorm slecht voelde, moeten doorstaan. Hij is door mij beschuldigd geweest voor van alles en nog wat, terwijl hij mij alleen maar wou helpen en mij graag zag. Verschrikkelijk moet het voor hem geweest zijn, besef ik nu pas! Ik mag ECHT wel van geluk spreken dat hij altijd bij mij is gebleven! Hij was en is echt mijn alles samen met mijn zoontje! Mijn allerliefste zoontje, want hij is het beste wat mij ooit is overkomen, dankzij hem sta ik hier vandaag nog. Liefste schatje, ik zie je graag met heel mijn hart en ziel!!! Mijn ouders wil ik ook heel hard bedanken. Ze zijn me blijven steunen door er voor mij te zijn, door langs te komen, door mij op te halen, alle telefoontjes, berichtjes, … Twee dikke schatten die jarenlang in de psychiatrie hebben gewerkt en dachten dat ze alles al gezien hadden, tot het bij hun eigen dochter voorkwam. Het moet een enorme klap geweest zijn. Chapeau moeke en vake. Ik zie jullie ontzettend graag!!! Mijn schoonouders waar ik in de weekends naartoe ging met mijn man. Het lekkere eten, het zachte bed en de gesprekken. Mijn schoonvader die mij een superzachte beer had gegeven. Mijn lieve schoonzus en schoonbroer, die ook altijd klaar stonden voor een lach en een traan. Ook voor al de gesprekken die we gehad hebben. Daar heb ik heel veel aan gehad. Mijn familie, zowel langs mijn kant als langs mijn man zijn kant, heeft me altijd bijgestaan, voor zover dit kon. Een welgemeende dank u wel daarvoor! En niet te vergeten: al mijn beste vrienden die klaar stonden voor mij/ons voor een babbel, voor een lach en een traan. Al die steun was geweldig en vooral dat jullie mij/ons niet hebben laten staan, dank u wel!!! Mijn hartsvriendin die er ALTIJD was voor mij! Jij wist tenslotte wat ik voelde en in wat door een hel ik ging! Je bent een schatje voor het leven Sunshine!!! En natuurlijk tot slot mijn psychiater Dr. Ria Docx en heel het team van de Moeder-Baby eenheid in Zoersel!!! Jullie hebben er alles aan gedaan om mij terug te laten lachen, eten, slapen, leven, … Ik ben zo blij dat ik bij jullie was terecht gekomen. Al de zorgen, steun, en warmte hebben mij zo’n deugd gedaan. De therapieën, waar ik niet altijd met veel zin naartoe ging, de diepgaande gesprekken met jullie, hebben mij heel goed gedaan. Enorm hard bedankt voor ALLES!!! Jullie zijn echt een topteam!!!
Ik deel nog twee zinnen die belangrijk zijn voor mij: ”Een nee heb je, een ja kan je krijgen!” en “Storingen hebben voorrang!”
Veerle Devriendt, mama van Lander
“Kon ik hem maar terug in mijn buik duwen!”
Zwanger worden is voor vele mensen de normale gang van het leven. Mijn man en ik deden er iets langer over. We kregen uitgebreid de tijd om te dromen en fantaseren hoe je eruit zou zien. Het parcours was hobbelig, de teleurstellingen groot, de onzekerheid knagend, maar de hoop dreef ons van poging naar poging. Toen het eindelijk zover was, was ik in de wolken. Of je een jongen of een meisje zou worden was al helemaal niet belangrijk. Zolang je maar gezond was. Ik koesterde de bewegingen in mijn buik. Tot zijn geboorte moest ik hem met niemand delen. Hij was alleen van mij.
De bevalling had ik me veel romantischer voorgesteld. Daar ging het mis. Ik voelde geen alles overstijgend geluk. Ik was moeder geworden maar voelde me eerder leeg in plaats van het moedergevoel te voelen dat ik verwacht had.
Op de materniteit ging het van kwaad naar erger. Eerst was er geen plaats en belandde ik op de dagkliniek. De eerste keer dat ik Victor aanlegde voor de borstvoeding, was er niemand om me te helpen. Ik deed dus maar wat. De onzekerheid nam bezit over mij en ging niet meer weg…
Waar was ik mee bezig? Deed ik het wel goed? Was dit het kindje dat 9 maanden in mijn buik gezeten heeft? Hoe heette hij nu weer? Waarom ben ik niet blij? Ik zou moeten slapen, maar dat gaat niet. Wanneer komt mijn man? Ik voel mij zo alleen. Hopelijk komt er geen bezoek. Of toch?
Een paar uur na de bevalling begon ik te huilen. En dat deed ik daarna met de regelmaat van de klok. Als er bezoek kwam, kon ik de schijn hoog houden. Maar de uren ervoor en erna waren de hel. Ik was blij dat ik mijn zoon aan mijn bezoekers kon geven. Dan moest ik er zelf niet mee bezig zijn.
“Zo lief, zo schattig, geniet ervan!” Genieten? Menen ze dat nu echt? Genieten? Waarvan precies? Het liefst van al wou ik hem meegeven met de boodschap: “Breng hem over 3 jaar terug. Als hij uit de luiers is, zelf kan eten en doorslaapt ’s nachts. Mijn leven wordt opeens bepaald door iemand anders. Ik ben de controle volledig kwijt. Ik wil dit leven niet. Heb ik hier écht zélf voor gekozen?”
Het feit dat ik allesbehalve op een roze wolk vertoefde en deze gedachten had, zorgde er voor dat ik verteerd werd door schaamte- en schuldgevoelens. Ik, die zo graag kinderen zag, die zo’n lange weg had afgelegd om een gezond zoontje op de wereld te zetten, was niet gelukkig? Wat was er toch aan de hand met mij? Waarom kon ik niet gelukkig zijn? Waarom was ik zo onzeker? Waarom voelde ik me zo eenzaam? Hoe hard mijn partner ook zijn best deed om me te helpen, het lukte me niet.
Ik had dit zwaar onderschat. Het geven van de borstvoeding vond ik een zware opdracht. Ik keek enorm op tegen de volgende voeding en van zodra het moment naderde dat ik er weer aan moest beginnen, voelde ik de tranen weer langs mijn wangen lopen. Ik bleef halsstarrig volhouden, want zei tegen mezelf dat dit het beste voor mijn zoon was. Dat dit mede de oorzaak was dat ik er totaal onderdoor ging, dat zag ik op dat moment (nog) niet.
Het lichamelijk herstel na mijn bevalling had ik zwaar onderschat. De dag dat ik thuis kwam uit de materniteit vond ik het mijn plicht om een warme maaltijd te koken voor 5 personen. Ik was terug thuis. Dit was toch wat er van mij verwacht werd? Er was echter niemand die mij dat verplichtte. Dat deed ik zelf. Ik wou de draad van mijn leven terug oppikken waar ik hem 5 dagen ervoor had achter gelaten. Waarom was ik zo streng voor mezelf?
Het ging van kwaad naar erger. Ik sliep niet. Niet in de materniteit, maar ook niet thuis. Victor lag in een bed naast mij, en bij elk klein zuchtje was ik bang dat er iets was en scheen ik met het licht van mijn gsm over zijn hoofdje. Ik telde de uren af naar de volgende ochtend. Ik deed geen oog dicht.
De maaltijden sloeg ik ook over. Ik had geen honger. Anderhalve week na mijn bevalling woog ik minder dan voor mijn zwangerschap. Ik was nog een schim van mezelf. Mijn dagen zagen er ongeveer zo uit: Ik stond ’s morgens op en installeerde mij in de zetel met Victor. Als mijn partner ’s avonds thuis kwam, zat ik nog steeds op dezelfde plek in de zetel met Victor in mijn armen. Ik kwam nergens meer toe. Enkel het hoogstnodige deed ik, op een soort van automatische piloot: hem voeden, zijn pamper verversen, mijn tranen afdrogen aan zijn haartjes, en hem op mijn borst laten slapen. Was dit mijn leven? Had ik hiervoor gekozen? Ik kon nergens meer naartoe. Ah neen, want stel je eens voor dat ik ergens in een winkel zou staan, en hij begint te huilen? Of hij heeft honger en ik moet hem ergens publiekelijk borstvoeding geven. Dat waren mijn grootste angsten, die ervoor zorgden dat ik niet buiten kwam.
Ik was boos op alle moeders. Waarom had niemand mij hiervoor gewaarschuwd? Was ik de enige waarbij dit niet lukte. Waarom leek het bij de rest wel van een leien dakje te lopen? Wat deed ik verkeerd?
Twee weken na mijn bevalling begreep ik dat ik zo niet verder kon. Er moest iets gebeuren. Ik wist niet wat er moest veranderen, maar op deze manier kon ik niet meer verder. Iemand moest me helpen. Mijn gynaecoloog stelde voor om me te laten opnemen bij Moeder Baby. Was ik er echt zo erg aan toe? Moest ik mij echt laten opnemen? Ik was amper 2 weken eerder moeder geworden…
Mijn partner heeft me uiteindelijk overtuigd om de stap te zetten. Het belangrijkste dat hij toen tegen me zei was: “Ik zie je niet minder graag omdat het nu niet gaat met jou. Je hebt hulp nodig want ik herken je niet meer. Ik wil mijn vrouw terug. Als de enige manier om je te helpen is om je te laten opnemen, dan moet je dat maar doen.” Ik verging van de schuldgevoelens, maar besefte dat hij gelijk had. Hij gaf me het duwtje in de rug dat ik nodig had om me te laten opnemen.
Wat is mijn redding geweest? Een combinatie van een aantal factoren. Eerst en vooral: slapen. Dat had ik al twee weken niet meer gedaan. Daarnaast ben ik snel gestopt met het geven van borstvoeding. Daardoor kon ik de nachtvoedingen ook aan iemand anders overlaten. En verder: de therapieën, de gesprekken met de andere mama’s die hetzelfde meemaakten, de medicatie, de rust, de ondersteuning van het verplegend personeel en kinderverzorgsters. Beetje bij beetje voelde ik de rust terug keren. Stap voor stap begon ik mijn rol als moeder te aanvaarden. Ik begon iets te voelen waarvan ik vermoedde dat dat het moedergevoel is waarover iedereen het heeft. Dat was me de eerste weken compleet vreemd. En ondanks het gebrek daaraan, had ik ook last om Victor los te laten. Bevallen is het ultieme loslaten. Laat ‘loslaten’ nu net de rode draad zijn doorheen mijn leven. Ik begon me zekerder in mijn vel en nieuwe rol te voelen. Ik had ook de tijd gehad om mijn zoontje te leren kennen. Een kind wordt nu eenmaal geboren zonder handleiding.
Nu kan ik alleen maar dankbaar terugkijken naar die periode. Ik voel ontzettend veel dankbaarheid voor iedereen die me geholpen heeft, me letterlijk en figuurlijk ondersteund heeft en een stukje van mijn weg is meegewandeld. Dankbaar ook omdat ik er zoveel uit geleerd heb. De drie belangrijkste lessen: relativeren, loslaten en grenzen stellen. Ik ben een andere vrouw geworden. Ik leef een ander leven. Dat leef je uiteraard altijd als je moeder wordt, maar ik heb het wat moeilijker gehad met die verandering en het aanvaarden ervan.
Het is van cruciaal belang om snel te reageren als je voelt dat het niet goed gaat. Hoe langer je wacht, hoe moeilijker het is. PPD is een ziekte. Het overkomt je. Je kunt er zelf niets aan doen.
Friedl, (plus)mama van 3 jongens
"Ik huil niet dus ik ben niet depressief."
Ik huil niet dus ik ben niet depressief. Tenminste, dat maakte ik mezelf wijs. Die gedachte werd bijna een houvast, alsof ik me nog net kon vastklampen aan die ene uitgedroogde tak voor ik de dieperik zou instorten. Datzelfde zinnetje zorgde er ook voor dat het lang – veel te lang – heeft geduurd voor ik aan mezelf en mijn omgeving kon toegeven dat het niet goed met me ging.
Samen met onze eerste dochter, zagen een heleboel twijfels, angsten, en gevoelens van controleverlies het levenslicht. Zaken die in mijn studententijd al eens opspeelden (faalangst), maar waarvan ik dacht dat ik er inmiddels wel klaar mee was. De bevalling bleek de ideale trigger. Gemedicaliseerd. Geforceerd. Gemanipuleerd. En ik onderging het gewoon. Dat tengere glibberige lijfje op mijn borst, die donkere grote kijkers die me hulpeloos aankeken, … Ik kreeg het benauwd. Een verpletterend verantwoordelijkheidsgevoel overviel me en sneed me de adem af. Dag twee en ik voelde me al gefaald in mijn nieuwe rol. Want welke mama kan haar eigen dochter niet troosten? Ik wilde het zó graag zó goed doen, ik moest en zou dit kunnen; te trots om hulp te vragen of iets uit handen te geven. Als we ons gewoon aan haar routine en vaste gewoontes hielden, dan kon er zo min mogelijk misgaan. Tegelijkertijd googlede ik me suf naar antwoorden en hulp. Huilbaby, reflux, koemelkeiwitallergie. Bij de minste kik verkrampte ik. Bang dat zij weer zou beginnen krijsen. En dat ik het liefst van al wilde meehuilen, maar het niet zou toelaten. Diep vanbinnen had ik een dam van doorgeslikte tranen gebouwd. Mijn tranen konden geen kant meer op. Muurvast zaten ze. De dam stond onder druk en ik stond op springen. Een baby eruit persen, dat kon ik, maar een traan, één onnozele traan, …
De onrust in mij werd met de dag groter. Op den duur wist ik met mezelf geen blijf meer. Rust! Hopeloos op zoek was ik, naar innerlijke rust. Vier maanden na de bevalling was ik totaal uitgeput. Leeg. Doodsbang. Ik durfde niet meer alleen te zijn met haar, toch zaten we dag in dag uit tussen onze vier muren. Dit is overduidelijk een burn-out, daar was ik van overtuigd. Ik had voor en tijdens de zwangerschap veel te hard gewerkt. Het woord depressie kwam niet in me op. Ik zie onze dochter zo graag. Ik ben zo bezorgd om haar. Ik huil niet dus ik ben niet depressief. Wel was ik bang. Angst werd baas en ik plande steeds meer mijn leven rond potentiële paniekaanvallen. Ik had een postnatale angststoornis. De weg naar de juiste diagnose en het zelf erkennen van mijn klachten was lang, maar vanaf dan kon mijn herstel beginnen. Weet dat dit perfect te behandelen is. Weet dat je niet zwak, labiel of een minder goede mama bent omdat dit je overkomt. Vandaag ben ik een trotse mama van twee (!) heerlijke dochters and I love it.
Kirsten, mama van 2 kinderen
"Dit is meer dan de babyblues."
Ik probeerde de eerste periode na de geboorte van ons kindje zelf zoveel mogelijk op te vangen: het huishouden draaiende houden, zorgen voor ons pasgeboren kindje en mijn partner ondersteunen. Want ze had het heel lastig en vond haar ritme maar niet met onze zoon. 2 weken na de bevalling moest ik opnieuw full time gaan werken. Ik voelde dat mijn vrouw wat extra hulp kon gebruiken en regelde dus ‘opvang’ voor de momenten waarop ik er niet was: mama of schoonmama, een zus, wat extra kraamhulp. Het werd echter steeds duidelijker dat wat mijn vrouw overkwam, echt niet zomaar de babyblues was. Ik merkte dat ik met mijn peptalk steeds minder vat op haar had. Onze zoon was geen gemakkelijke baby maar mijn partner zag alles buitensporig negatief. Ze twijfelde of we er wel goed aan hadden gedaan om voor een kindje te gaan. Ze kon niet meer eten, slapen en uiteindelijk sprak ze zelfs bijna niet meer.
Na bijna 7 weken hakte mijn partner zelf de knoop door. Ze vroeg me om de huisarts te bellen. De diagnose die hij stelde, was volledig correct – ze leed aan postpartum depressie. Maar de begeleiding sloeg nergens op. Gelukkig verwees een alerte gynaecoloog ons wel correct door. Een opname in de moeder-baby unit bleek nodig, alsook de opstart van medicatie. De opname zelf was emotioneel, zowel voor mij als voor mijn partner. Aan de ene kant voelde het aan als een opluchting om toch even van de zorg voor mijn partner verlost te zijn want ook ik zat op het einde van mijn krachten. Aan de andere kant was het thuis nu echt kil, stil en eenzaam.
De opname was een lastige periode, die soms eindeloos leek. Het herstel ging trager dan gehoopt. Soms leek het twee stappen vooruit en eentje terug achteruit. Ik raakte de situatie wel eens beu, maar tegelijk keek ik ook wel uit naar de bezoekjes aan mijn vrouw en kindje en was het soms best gezellig met ons drie. Ik probeerde vooral om geen druk op mijn partner te leggen want dit ging contraproductief werken. Ik luchtte mijn hart vooral bij collega’s en enkele vrienden. We hebben er van in het begin geen taboe van gemaakt. Het kan iedereen overkomen – en wie ziek is, moet zich laten verzorgen. Punt aan de lijn. Ik leerde tijdens een partnergesprek bij de psycholoog nog een belangrijke les: probeer geen therapeut te zijn van je partner, laat dit over aan professionals. En dat heeft mij vaak rechtgehouden. Ik bleef liefdevol steunen, maar probeerde toch ook voor mezelf te blijven zorgen.
Na 4 maanden opname volgde nog een tijdje dagtherapie en hervalpreventie. Daarna duurde het nog enkele maanden vooraleer ik mijn partner volledig “terug” had. Ze staat nu steviger in haar schoenen met een realistischere kijk op het leven en met een hele grote levensles als bagage voor de rest van ons leven. Ze voelt ook veel sneller aan wanneer het tijd is om het wat rustiger aan te doen.
Bert, papa van 2 kinderen
"Ik vond mezelf een rotslechte moeder."
Ik piekerde over alles, in de eerste plaats over mezelf, maar ook over mijn relatie en mijn omgeving. Het voelde alsof ik van binnen leeg en verkrampt was.
Als mijn zoon begon te huilen, dacht ik dat ik gek zou worden. Vaak zat ik gewoon met hem mee te huilen. Ik kon niets meer in perspectief plaatsen, ‘alles’ leek zwart en slecht. Soms hoorde ik hem zelfs huilen terwijl hij gewoon lag te slapen.
Ik vond mezelf een rotslechte moeder en vroeg me af of ik niet beter kinderloos was gebleven.
Door alle piekergedachten die door mijn hoofd bleven malen sliep ik ‘s nachts niet meer en geraakte ik zo helemaal uitgeput. Overdag gunde mijn zoon mij geen moment rust en als hij dan toch even sliep, was ik zo opgedraaid dat ik zelf niet meer rustig werd.
Ik voelde niets voor mijn zoontje. Ik wist ook niet goed wat ik moest voelen en twijfelde aan mijn moederrol. Ik verzorgde hem wel, maar volledig op automatische piloot.
Ik verlangde naar mijn oude leven en wou dat ik de baby gewoon terug in mijn buik kon steken.
Naar de buitenwereld toe bleef ik dapper glimlachen, maar van binnen ging ik kapot. Je probeert de schijn hoog te houden ‘dat het wel gaat’ maar je vraagt je af wat ze in godsnaam bedoelen met ‘geniet van je baby’.
Ik zag niets meer zitten, ik wou liever niet meer buiten komen, ik had nergens zin in.
Ik herkende mezelf niet meer, dacht dat ik compleet gek was geworden. Ik had heel zwarte gedachten en werd bang van mezelf.
De structuur en de regelmaat op de Moeder en Baby afdeling brachten onmiddellijk een soort rust over me. De gesprekken met andere mama’s deden me deugd. De herkenning was welkom, ook al viel het mij in het begin zwaar om samen met hen te moeten leven. De zorg over mijn zoontje delen met de kinderverzorgsters was heel dubbel: enerzijds was ik ontzettend opgelucht om hem eens aan iemand anders te kunnen toevertrouwen, anderzijds moet je leren om ‘een vreemde’ te vertrouwen.
De verschillende vormen van therapie heb ik met beide handen aangegrepen. Hoe meer, hoe liever. Al was het maar om niet met mijn gedachten alleen te moeten zijn.
Gestimuleerd worden om even buiten te gaan wandelen, om met je kindje op de mat te spelen of om even een boodschapje te doen, … het deed me goed. Het duwtje in de rug om de gewone dagdagelijkse activiteiten op te nemen, samen met je kindje, en dan ook te merken dat het lukt, dat je het kan.
Een echte eye-opener waren de momenten waarop ik met mijn kindje activiteiten voor de spiegel deed of waarop we gefilmd werden. De interactie tussen mij en mijn zoon – waarvan ik dacht dat ze onbestaande was – kunnen ‘zien’ was zeer helpend in mijn genezingsproces.
En de tijd loslaten. Jezelf geen deadlines of genezingsdatum opleggen. Vallen en weten dat je terug zult opstaan. Dat besef is cruciaal geweest om er terug bovenop te komen.
Lien, mama van 2 kinderen
“De depressie was te zwaar.”
Toen mijn jongste zoon vijf weken oud was, besliste ik om in opname te gaan bij de moeder & babyeenheid in Zoersel. Het was de moeilijkste beslissing van mijn leven.
Mijn depressie was op dat moment al een maand bezig. Twee weken na de bevalling werd ik door mijn gynaecologe doorverwezen naar de psychiater. Een opname in Zoersel kwam meteen ter sprake, maar ik verzette me om zoveel redenen.
Ik wilde bij mijn kindjes blijven: ik was mama van drie en wilde mijn gezin samenhouden. Een opname zou betekenen dat ik vijftig kilometer van mijn oudsten verwijderd zou zijn. Bovendien was ik doodsbang dat ik op de eenheid geen borstvoeding meer zou mogen geven.
Na drie helse weken moest ik echter toegeven: de depressie was te zwaar. Ondanks een liefdevol netwerk om me heen, had ik meer intense zorg nodig. Dus nam ik de telefoon, belde ik naar Zoersel en vroeg met een klein stemmetje wanneer ik in opname mocht komen. De dag nadien stond mijn kamer al op me te wachten.
Ondertussen is de depressie al lang voorbij en kan ik zeggen: in opname gaan was de moeilijkste, maar achteraf gezien ook de beste beslissing van mijn leven. Het heeft mijn herstel bespoedigd, daar ben ik van overtuigd. De borstvoeding bleek geen enkel probleem, en mijn zoontjes zag ik tijdens mijn opname zo veel als maar kon.
Mijn baby van toen is nu drieënhalf en mama’s dikste vriend. En wat meer is, er is nog een ‘kindje’ bijgekomen: mijn eigen zaak zag bijna twee jaar geleden het levenslicht. Ook dat is voor een stukje het gevolg van de depressie: ik laat me niet langer tegenhouden om voor mijn dromen te gaan.
Drieënhalf jaar geleden zat ik op mijn dieptepunt. Nu durf ik zeggen: het leven oogt mooier dan ooit!
Annelies
"Wat voor mama ben ik?"
28 juni 2018 21:03
Ik ben bevallen van onze tweede zoon Georges en zit op een roze wolk. Alles ging goed. Eindelijk. Bij onze beide zonen was het een hobbelig parcours om zwanger te worden. Bij beiden heb ik het rustig aan moeten doen tijdens de zwangerschap.
Toen ik zwanger was van Georges begon ik voor mijzelf bepaalde eisen te stellen. Ik ging en moest borstvoeding geven. Ik ging mijn huishouden zelf kunnen doen. Ik ging nog allerlei leuke activiteiten met de oudste zoon doen, want de zomervakantie stond voor de deur. En toen was hij daar. Onze knappe tweede zoon. Borstvoeding verliep goed, ik had alles thuis onder controle. Én ik deed uitstappen met beide zonen (en mijn man).
Tot ik op 11 juli last kreeg van migraine aanvallen. Niet eventjes, maar zeker twee weken aan een stuk. Deze gingen gepaard met serieuze angstaanvallen. Ik kan niet meer voor mijn kinderen zorgen. Wie zal deze zorg over nemen? Ik kan nog niet voor mijzelf zorgen. Zie mij hier zitten!
Ik had steeds minder energie. Ik kon niet meer alleen instaan voor de zorg voor mijn twee kindjes. Ik deed niets meer met mijn oudste zoon. “Wat voor mama ben ik?” Dat was het enige waar ik kon aan denken.
Ik heb ettelijke keren gezegd dat het leven toch beter was met één kindje. Ik was geen mama om twee kindjes te hebben. Ik kon dat niet.
Gelukkig had ik een vroedvrouw die mij echt enorm goed ondersteunde. Ze gaf mij de tip om naar psycholoog, huisarts of de afdeling moeder en baby in Sint-Denijs-Westrem te gaan. Zo gezegd, zo gedaan. Ik ging naar huisdokter: daar kreeg ik de diagnose ‘postnatale depressie’. Ik ging naar een psycholoog. Dit hielp, maar ik merkte gaandeweg dat één keer per week op gesprek gaan voor mij niet voldoende was.
De Moeder en Baby afdeling leek een ver-van-mijn-bed-show. Maar ik ging op gesprek. Ik kreeg meteen een goed gevoel hierbij. Maar mijn man niet. “Waarom kunnen zoveel koppels dit aan en wij niet?” Ik hoor het hem nog zo zeggen. En ja, hij had gelijk. Na het gesprek met de assistent psychiater gingen we naar huis en beslisten we om toch thuis nog even te proberen. Na enkele weken en ettelijke ruzies verder beslisten we om mij te laten opnemen.
28 augustus 2018
Ik laat mij opnemen. Een heel moeilijke beslissing. Maar achteraf bekeken de beste die ik had kunnen nemen.
Ik heb daar veel gehuild, ben mijzelf meer dan eens tegen gekomen, en heb er héél veel geleerd. Ik heb er ook heel veel mooie momenten gekend.
Ik ben er uitgekomen als een andere vrouw voor mijn man, een andere mama voor mijn kinderen, een andere dochter voor mijn ouders, een andere zus voor mijn broer. Een sterkere vrouw, die haar grenzen beter kent en deze dan ook respecteert.
Samen met mijn kindjes en mijn man hebben we deze heel moeilijke periode kunnen overbruggen. Gelukkig heeft mijn man mij ongelooflijk gesteund. Wij zijn hier allen sterker uitgekomen.
Wat alle mama’s die het moeilijk hebben moeten weten: je bent niet alleen…
Sarah, mama van 2 kinderen
"Ons verhaal is er één van ups en downs."
Toen ik 30 weken zwanger was, stuurde ik een berichtje naar mijn man om te zeggen dat hij bereikbaar moest zijn. Ik voelde samentrekkingen onderaan mijn buik. Na wat opzoeken werd ik gerustgesteld: ‘oefenweeën’. Komt wel vaker voor. De ochtend erna bleef dit aanhouden en stond ik vroeg op. Ik telefoneerde even naar de spoedafdeling en legde uit wat ik voelde. De vroedvrouw stelde toch voor om langs te komen. Eens op spoed werd ik een paar keer onderzocht en aan de monitor gehangen. Op dat moment verstond ik niets van alles wat er op dat scherm te zien was. Later werd ik hier een professional in. Allemaal wel vreemd, maar ik had er vertrouwen in. Toen ik bijna naar huis mocht controleerde een oudere gynaecoloog mij opnieuw en toen bleek ik ontsluiting te hebben. Het was allemaal een waas in mijn hoofd en ik panikeerde niet direct. Uiteindelijk moest ik een nachtje blijven. Ik belde mijn man, die honderd vragen stelde. Eigenlijk had ik op niet veel een antwoord, alles ging snel. Van zodra ik op mijn kamer zat, stortte ik helemaal in. Het begon door te dringen. De tranen rolden over mijn wangen toen ik dacht ‘Ik ben hier nog niet klaar voor’ – ‘Hij is hier nog niet klaar voor’!
Uiteindelijk verbleef ik een week in het ziekenhuis. Ik moest aan de baxter met weeënremmers en ik kreeg medicatie. Elke ochtend lag ik aan de monitor. Na een week werd ik naar huis gestuurd met de duidelijke boodschap: BEDrust. Vanaf nu zorgde mijn man voor alles. Ik had elke dag weeën en ik werd goed opgevolgd. Na 34 weken zwangerschap voelden de weeën toch iets anders dan de voorbije weken. We vertrokken opnieuw naar spoedafdeling en had ik een centimeter meer ontsluiting en al wat heftigere weeën. Opnieuw die monitor. Na anderhalf uur zakten de weeën weer en mochten we alweer naar huis. Het begon allemaal door te wegen. Onze zoon moest zolang mogelijk in mijn buik blijven maar, wanneer zou het voor ‘echt’ zijn? Elke dag was een dag gewonnen. Ik leefde ook écht van dag tot dag. Als iemand mij geruststelde of een verhaal vertelde dat ze hadden gehoord of zelf meegemaakt dan kon ik ontploffen. Nu was het mijn verhaal, en het was nu eenmaal niet goed. De volgende dag kon ik tegen de middag niet zoveel meer zeggen tijdens een wee en vertrokken we opnieuw. Deze keer had ik 3 cm ontsluiting en werd ik direct naar het verloskwartier gebracht. NU was het voor echt. Alles werd klaar gezet en de vroedvrouw was beslist ‘mevrouw, u gaat vandaag bevallen’. Er was een enorme angst over mijn hele lichaam en ik wilde dit niet, ik wilde mijn baby er niet uitduwen als hij daar nog niet klaar voor was. Ik wilde niet bevallen en gewoon verdwijnen. Na een hele dag in de verloskamer gingen mijn weeën weer liggen, niet te geloven. Ik moest in het ziekenhuis blijven en mijn man vertrok naar huis. Om één uur ‘s nachts begon ik in elkaar te duiken van de pijn en liet ik de vroedvrouw niet meer gerust. Eerst kreeg ik nog medicatie, dan werd ik aan de monitor gehangen. De monitor gaf weinig tot niets aan… Maar ik voelde dat het begonnen was. Ik moest de gynaecoloog bijna smeken om mij nog eens te controleren. ‘Mevrouw, als we u blijven controleren wakkert dit alleen maar aan’. Na de controle ging alles in een versnelling! ‘Mevrouw, u heeft vier cm en u gaat bevallen’. Opeens werd mijn bed verhuisd en ging ik opnieuw richting verloskamer. ‘Is het dan nu de moment dat ik mijn man moet bellen?’ JAZEKER.
Na een paar uur werd onze zoon geboren. Vooraf had ik aan de vroedvrouw gevraagd of ik hem op mij kreeg als hij werd geboren. Dit konden ze niet beloven, opnieuw kreeg ik rillingen en tranen in mijn ogen. Ze namen hem onmiddellijk mee, na een paar minuten kreeg ik hem op mij. Ik kon niet stoppen met huilen, daar was hij dan, onze mini. Al gauw namen ze hem mee want hij had moeite om te ademen. Ik kreeg nog lang verzorging en dan was eindelijk het moment aangebroken waarop ik mijn zoon kon ontmoeten. Ik werd met mijn bed naar de neonatale gereden. Ik zal nooit vergeten hoe ik mijn man en hem daar aantrof. Hij was aan het kangeroeën en mijn man hield de sonde in de lucht. Dit was opnieuw een teleurstelling want ik wilde dolgraag borstvoeding geven! Dit was dan ook de laatste kunstvoeding die hij zo klein kreeg. Eens op mijn kamer en na het bellen van heel de familie begon ik met kolven. Achteraf bekeken iets wat mij helemaal onderuit gehaald heeft. Niemand die mij verteld had wat borstvoeding geven betekende bij een prematuur. Het was niet midden in de nacht opstaan met een baby aan je borst, neen, het zijn ontelbare wekkers zetten en aan een machine hangen.
Na twee weken mocht hij eindelijk naar huis. Omdat hij nog niet sterk genoeg was om zelf te drinken kregen we thuisbegeleiding. Hij kwam dus naar huis met een sonde. Dit betekende opnieuw wekkers zetten op onze gsm, want hij werd zelf ook niet wakker. Hij kon in blokken van 6 uur slapen. Eens thuis liep ik helemaal verloren en ben ik helemaal gecrasht. Is dit het mama zijn? Waar is die roze wolk? Ik heb dit heel mijn leven gewild en nu ben ik niet gelukkig? Ik kon niet meer eten en ik huilde dagen aan een stuk. Ik kon niets meer, het enige wat ik deed was mijn baby de nodige zorgen geven. Maar vanbinnen was ik leeg…
Gelukkig kreeg ik enorm veel steun van mijn mama en van mijn man. Ook van vrienden en familie. Ik ben zelf ook professionele hulp gaan zoeken. Het heeft een heel lang geduurd voor ik eindelijk alles wat kon loslaten, kon accepteren dat het mama worden bij mij een heel aparte start gekend heeft. Een start die er veel te vroeg en veel te bruusk is gekomen. Misschien zal dit ook gewoon heel mijn leven lang een wonde blijven.
Nu is hij zes maand en een fantastisch gezonde jongen waar ik heel trots op ben. Ons hele verhaal is er één met ups en downs geweest. Vooral het accepteren dat dit alles niet gelopen is hoe ik het had verwacht. Het is niet elke dag leven op een roze wolk, maar er zijn wel goede dagen. Dagen dat ik kan genieten, genieten van ons gezinnetje.
Kim
"Nooit gedacht dat ik in een uitputtende postnatale depressie zou belanden!"
26 maart 2019 zag ik je voor het eerst. Het was pril maar ik voelde me meteen verbonden met jou. Ik heb je zien groeien en bij elke mijlpaal die we samen bereikten, snakte ik steeds meer naar onze ontmoeting. Deze zou magisch zijn. Vervuld met liefde die enkel wij twee begrijpen. De rest zou er niet toedoen. Enkel jij en ik. De bevalling naderde en ik hunkerde naar jouw geboorte. Zou je op mij lijken of op papa. Heb je mama’s neus? Papa’s ogen? Zoveel vragen die weldra beantwoord zouden worden.
31 oktober
Halloween en de dag van jouw geboorte. Na een zware bevalling grapte ik dat het letterlijk Halloween was. Dit zei ik met een glimlach, maar diep vanbinnen voelde ik iets breken. Mijn hart dat vervuld was met liefde brak. Ik voelde niks. Helemaal niks…
Ik voelde me bedrogen en belogen door jou. Was dit het? Waar is die overweldigende band tussen jou en mij? Waarom zie ik je niet graag? Ik zou het liefst hard weg rennen en niet meer omkijken. Overmand door verdriet, angst en woede, vertrokken we uit het ziekenhuis. De komende week is papa nog thuis, dus ik ben niet alleen met jou. De gedachte van het alleen thuis zijn met jou verstikte me. Elk moment van de dag verstijfde ik, bij elke kreet die je maakte. Nog nooit voelde ik me zo verloren. Ik zag geen uitweg, jij was er en je zou blijven. Slapeloze nachten en donkere dagen volgden elkaar op. Ik zat in een put die steeds dieper werd. De put waarin jij me duwde. Ik was bang van jou. Bang van het moeder zijn. Ik kon je niet aankijken. Ik wou je niet horen. Ik had geen seconde rust ook al sliep je goed, en at je goed. Elke voeding was een ware nachtmerrie. Telkens je dronk van mijn borst, zoog je me leeg letterlijk maar vooral mentaal leeg. Elke beweging die je maakte, voelde alsof iemand me neersloeg, op mijn borstkas ging staan en me verlamde.
Papa had niks door. Hij stak het op de vermoeidheid, hormonen, de moeizame borstvoeding en het wennen aan het moederschap. Maar ik had al snel door dat er meer aan de hand was. Jij was niet veilig bij mij en ik kon en wou niet voor je zorgen. Op een zondagmiddag, toen je amper 1 maand oud was, brak ik. Ik stortte volledig in, waarna mijn zus met mij naar spoed snelde en ik meteen in opname moest. Uit veiligheid voor jou en voor mezelf.
Na een korte opname in een psychiatrisch centrum, meldde ik me aan bij een Moeder en Baby eenheid, wat voor mij een laatste redmiddel zou zijn. Ik zat zo diep. Nooit gedacht dat ik die zo optimistisch en vrolijk door het leven ging, in een uitputtende postnatale depressie zou belanden.
22 januari
Je was net geen 3 maanden toen ik mijn traject in moeder baby zou starten. De eerste dag was verschrikkelijk. Wat deed ik hier? Hoe is het zo ver gekomen? Ik geloofde dat niks of niemand mij zou kunnen helpen. Toch viel er een last van mijn schouders en dat was jij. De zorg werd volledig overgenomen. Je werd gevoed door de verpleging en in de watten gelegd door alle hulpverleners. Zij zorgden goed voor je, maar onze band die moest even wachten. Ik had de energie en de moed nog niet om je te zien als mijn zoon. Voor mij was je “de baby”, je naam sprak ik amper uit en als ik ‘s morgens toekwam in de leefruimte passeerde ik je, alsof je een vreemde was. Vooral niet vragen om hem te voeden en verschonen dacht ik bij mezelf. Toen ik hoorde dat dit al gebeurd was, was ik opgelucht. Toen dit niet gebeurd was, voelde het als een opgave. Jou aankijken gaat niet, dus dan voed ik je maar zo snel mogelijk, om je dan weer snel terug te leggen in het park.
Je zocht contact met mij, dat bleek al snel. Je bleef me zoeken, maar ik wees je telkens af.De therapieën boden me rust. Vooral de beeldende therapie bleek een uitlaatklep te zijn om mijn gevoel een plaats te geven.
De gesprekken met mijn psychologe waren confronterend en slopend. Daar werd ik verplicht om “de baby” een stem te geven, ook al kon hij niet spreken. Dit frustreerde me vaak, omdat ik hem het liefst wou uitsluiten. Wekelijkse sessies zorgden ervoor dat ik me steeds meer op mijn gemak voelde. Ik voelde me nog geen mama, maar “de baby” was geen vreemde meer, maar kreeg een plaats. Mijn zus ondersteunde me tijdens het hele proces. Mijn echtgenoot deed zijn best, maar het frustreerde me enorm dat hij wel kon lachen met zijn zoon en wel die liefde voelde, waar ik al die tijd voor heb gevochten. Dit is niet eerlijk! Doch was dit traject ook voor hem slopend. Hij was als papa ook helemaal alleen. Zijn zoon en vrouw werden hem ontnomen en hij zou vele momenten moeten missen. Toch bleef hij optimistisch en aan mijn zijde, waarvoor ik hem zeer dankbaar ben (achteraf gezien).
Na 4 maanden kwam het keerpunt. Tijdens een procesbespreking, werd ik door mijn psychiater, psychologe en begeleidster met de neus op feiten gedrukt. De ontwikkeling van “de baby” ging achteruit doordat hij voelde dat zijn mama hem niks terug gaf na talloze pogingen die hij ondernam om contact te zoeken met mij. De situatie werd gevaarlijk en voor zijn en mijn vooruitgang zouden we even volledig van elkaar gescheiden worden. Hij zou 1 week naar mijn zus en 1 week naar mijn man gaan. Ik was boos, maar vooral teleurgesteld, omdat ik het gevoel had dat ze me lieten vallen en ze het opgaven. Dit liet ik duidelijk merken. Woedend liep ik door de gangen, roepende: “Dat is mijn baby!” Het eerste keerpunt…
De weken apart hebben me tot rust gebracht. Ik kwam terug in connectie met mezelf zonder even de zorgende, verantwoordelijke rol te moeten nemen als moeder. Het lichtpuntje kwam, toen ik merkte dat ik er naar uitkeek om Ishaaq terug te zien. Ik kon zijn naam zeggen en ik merkte ergens dat ik hem miste. Tijdens de therapieën samen met Ishaaq, zocht ik steeds meer contact met hem en voelde ik een emotie die me vertelde, dat het tijd was om elkaar te leren kennen. Dapper als hij was, liet hij me toe en gaf hij me een tweede kans. Een kans om de mama te zijn die hij altijd zag, maar die ik even niet kon zijn. Na 7 intense maanden, voelde ik dat het tijd was om de stap te zetten naar de “echte wereld”. Met veel pijn in het hart en verdriet vertrok ik, wetende dat ik voldoende handvaten had om samen met Ishaaq te groeien. Verdere begeleiding aan huis gaf aan dat ik er klaar voor was om mijn vleugels te spreiden en het leven in te gaan als mama, die het soms nog moeilijk zal hebben, maar sterk genoeg is om een veilige thuisbasis te creëren voor ons gezin.
1 jaar na mijn opname blik ik terug met een glimlach en ben ik het hele team dankbaar. Zij hebben geheeld wat gebroken was en mij getoond dat ik het waardig ben om mama te zijn! Ik en Ishaaq hebben onze weg samen gevonden en zijn klaar om deze, hoe hobbelig hij ook mag worden, samen te bewandelen.
Farah, mama van Ishaaq
"Ik wilde geen stempel dat ik mentaal ziek was."
Mijn vriend en ik wisten dat zwanger worden niet vanzelfsprekend zou zijn. Onze eerste zoon kwam er pas na 3 jaar van onderzoeken, diagnoses en medicatie. Dus we wisten dat het een bumpy road kon worden toen we beslisten om voor een 2de kindje te gaan. En dat werd het ook.
5 jaar een rollercoaster van onderzoeken, ICSI pogingen, een miskraam, veel hoop, heftige emoties, twijfels …. Toen ik eindelijk zwanger bleek, wilde ik van de daken schreeuwen “dat ik niet kapot was”. Want zo had ik me al die jaren gevoeld. Het was een strijd geworden om aan te tonen dat ik ‘normaal’ was. En toen ik zwanger bleek te zijn, beseften we pas dat er ook écht een 2de kindje kwam. Waren we er wel ‘klaar’ voor’?
Het werd een vermoeiende zwangerschap met veel misselijkheid, rugklachten, onzekerheden en dat gecombineerd met een zeer drukke job. Dus toen ons tweede zoontje geboren werd en ze hem op mijn buik legden, kon ik enkel denken “mag ik nu alstublieft gaan slapen?”. Ik voelde weinig. Blij dat het een gezonde en stevige baby was. Blij dat het gedaan was. Wist ik veel….
Ik had een tweede kindje gewild, ik had ervoor gestreden en dus nu zou ik ervoor zorgen dat ik alles deed dat in mijn kunnen lag om dat kindje goed groot te brengen. Ik voelde een onwezenlijke verantwoordelijkheid. Het was ik en mijn baby tegen de rest van de wereld. En ik moest en zou ‘slagen’. Mijn perfectionisme vierde hoogtij. Hij bleek maagzweertjes te hebben, reflux, voedselallergieën, noem maar op. De nachten bestonden uit enkele uurtjes, de dagen vooral uit twijfel, tranen en machteloosheid. Ik heb vaak gedacht “adopteer hem maar”. Ik heb ook vaak gefluisterd dat ik hem niet meer wilde. Ik voelde toch niets voor hem, alleen die onmenselijke verantwoordelijkheid. Ik nam nauwelijks foto’s van hem, ik sprak amper zijn naam uit. Ik las over mama’s die het moeilijk hadden en die verhalen eindigden steevast met de zin “maar je vergeet al je zorgen als je in die oogjes kijkt en je de onvoorwaardelijke liefde voelt”. Ik voelde niets.
De buitenwereld zei dat ik blij moest zijn want ik had na al die jaren toch eindelijk een baby. En ik was toch een sterke vrouw dus ik kon dat wel aan. Als vriendinnen en collega’s me vroegen hoe het ging zei ik dat het moeilijk was maar dat elke mama het moeilijk heeft natuurlijk. Ik negeerde elk signaal. Omdat ik op was. Omdat ik aan het overleven was. Omdat ik sterk wilde zijn want ik had toch zelf een tweede kind gewild.
Toen mijn zoontje 2,5 jaar was en ik voor de zoveelste keer op de autosnelweg van het werk naar huis er genoeg van had en mijn stuur wilde omdraaien, besliste ik om er iets aan te doen. Ik zocht hulp bij een therapeut. Eentje die me zei dat ik geen tweede keer mocht komen als ik niet eerst naar de huisarts ging. Rust, therapie en medicatie. Dat herinner ik me nog van het eerste gesprek. De huisarts gaf me medicatie maar ik heb altijd geweigerd om thuis te blijven. Ik wilde geen stempel dat ik mentaal ziek was. Ik had ook schrik om alleen te zijn met mezelf en mijn donkere gedachten. Achteraf gezien stom natuurlijk maar misschien heeft het me ook wel geholpen om de connectie met de realiteit niet te verliezen. De medicatie werkte pas na 3 weken. 3 helse weken waarin het nog slechter ging op mentaal vlak. Na die weken, voelde ik me verdoofd maar ik kon de wereld, ‘mijn’ wereld iets beter aan. Na 3 maanden bij de therapeut (mijn zoontje was al bijna 3 jaar) durfde ik pas toegeven dat ik een postnatale depressie had. En ergens voelde dat als een opluchting, al vertelde ik het aan bijna niemand in mijn omgeving. In die periode zei mijn zoontje voor de eerste keer dat hij van me hield. En toen heb ik sloten tranen gehuild. Maar vanaf dat moment kon ik alles beter aan, stapje per stapje. Ik voelde beterschap.
Genezen voel ik me niet. Je blijft altijd fragiel als je zoiets hebt meegemaakt. Maar ik heb er wel veel uit geleerd. Ik heb mezelf beter leren kennen. En ik weet nu wat de triggers zijn. Ik kan erop anticiperen en reageren. Mijn zoontje en ik zijn 2 handen op één buik. We zeggen wel 10 keer per dag dat we elkaar graag zien. Die hele periode heeft op mijn liefde voor hem geen impact gehad, want ik heb hem altijd graag gezien, al vanaf dag één. Alleen is dat besef pas véél later gekomen.
Dus ken je iemand waarvan je denkt dat zij of hij het moeilijk heeft, praat er dan mee. Praat er dan écht mee. En help haar of hem, neem desnoods initiatief naar hulpinstanties. Want als je aan het overleven bent, heb je hulp nodig. Ook als je baby al 2,5 jaar is….je kan het niet alleen.
Brigitte, mama van 2 kinderen